ONVOLTOOIDE TRACÉS |
onafgewerkte spoorwegprojectenprojets ferroviaires inachevés |
Een vlakke landweg met breed uitdijende bochten, nu eens op een opgehoogde berm, dan weer in een uitgraving. Er is niet veel nodig om de nieuwsgierigheid van de argeloze wandelaar te wekken. Vaak genoeg is er niets aan de hand. Maar er kunnen ook aanwijzingen zijn waar je niet omheen kunt: een eenzame brug zonder zichtbare functie, een paar landhoofden zonder brugdek, verloren in het landschap, een spoors uitziend gebouw(tje)... zoveel tekenen dat er wat meer aan de hand is. En toch nergens iets te vinden op oude landkaarten. Tenzij misschien op een topografische kaart? Vaak genoeg zijn zij het die uitsluitsel geven.
En dan? Een industriële verbinding? Een oorlogslijn? Of nog: een nooit afgewerkt spoorwegtracé? Ook al hebben op deze laatste nooit rails gelegen, tenzij zo'n werfspoor met mini-locomotiefjes, kan zo'n onafgewerkt tracé heel wat allure hebben. Sommige waren zo goed als voltooid. Alleen het spoor moest nog gelegd worden. Tot in heel veel gevallen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Na het conflict kreeg heropbouw alle prioriteit. Nieuwe projecten moesten maar wachten, tot... tot de economische crisis uitbrak, in 1929. Daarna begon het vervoer over de weg volop aan zijn opmars. De lijnen in aanbouw waren niet altijd de meest rendabele, en dus gingen deze projecten als eerste voor de bijl.
En dan de militaire lijnen. Aangelegd voor oorlogsdoeleinden, meestal zonder veel economische betekenis, met de Montzenroute als grandioze uitzondering. Naderhand leidden de meeste een kwijnend bestaan om uiteindelijk roemloos te verdwijnen. Als ze al niet meteen opgedoekt waren. En de frontlijnen dan? Meestal in zeven haasten aangelegd, zonder veel grondwerken, en daarna even snel weer opgebroken, zodat daar weinig of niets van overblijft - op wat foto's na... Hierna een overzicht van de reeds afgewerkte dossiers (klik op de foto) (de met ** gemerkte items zijn slechts een onderdeel van dat dossier) Meer uitleg over de onafgewerkte buurtspoorwegprojecten vind je daarna. |
Bon nombre de projets ferroviaires n'ont jamais été achevés, bien que plus d'une fois les travaux de terrassement aient été quasiment achevés, comme ce fut le cas pour la ligne Albi - St-Affrique dans le Midi de la France. Les raisons sont diverses: manque de capitaux, la guerre de 1914-18, la crise économique de 1929, ou tout simplement le désintéressement des administrations concernées. Le plus souvent, certains vestiges de ces projets abandonnés continuent de défier le temps et les éléments. En sus, il y a les lignes militaires, établies en hâte pendant cette même guerre, et disparues peu après la fin du conflit, et dont parfois il reste quelque trace. Bon nombre de ces 'lignes fantômes' ont déjà été explorées par nos soins (cliquez sur les vues ci-devant - les sites marqués de ** se trouvent plus loin dans ce dossier). Néanmoins il en reste encore beaucoup d'autres que nous n'avons pu visiter jusqu'à présent, faute de temps ou de moyens. La liste est longue, et nous la donnons ci-après à titre d'information, même si elle n'est guère exhaustive. Certains de ces projets ont déjà été étudiés antérieurement, sans réalisation concrète de notre part jusqu'à présent. |
In de lijst hieronder vind je een aantal ons bekende onafgewerkte projecten. Sommige werden vroeger al ter plaatse onderzocht, al dan niet gedeeltelijk, zonder dat daarover totnogtoe een concreet dossier werd opgestart.
|
|
SANKT VITH - LOSHEIM
Dit is het laatste nog niet besproken onafgewerkte project op het hoofdspoornet in België. De overige werden voordien al behandeld (zie hoger).
Cette ligne est le seul projet inachevé du réseau principal non encore traîté sur ce site. Pour les autres, voir l'aperçu illustré en haut de la page.
Deze strategische verbinding moest het verlengstuk vormen tussen de nog maar pas geopende oorlogslijn uit Gouvy (163) en de voordien reeds aangelegde strategische spoorlijn van Weywertz naar Jünkerath (45), als onderdeel van de grote oorlogsverbinding tussen de Rijn en Verdun. Het einde van WO l besliste daar anders over, en het bleef bij weliswaar duidelijk uitgetekende plannen (zie hiernaast).
Toch zouden, volgens verschillende bronnen, de werken reeds zijn aangevat. Maar volgens de een bleven ze vooralsnog beperkt tot twee stationsgebouwen (Schönberg en Manderfeld), volgens de ander tot een paar woningen voor de werfleiders. Deze laatste bevinden zich echter niet op het ontworpen tracé, maar gewoon langs de baan, weliswaar in beide ex-gemeenten (thans S.Vith en Büllingen), waar in elk inderdaad een station voorzien was. Bovendien vloekt de voorafgaande bouw van stations met de urgentie van het project op het einde van de oorlog, maar ook met de materiaalschaarste in die periode, zeker wanneer we vaststellen dat het reeds aangelegde baanvak uit Gouvy slechts lichte, wellicht voorlopige stationsconstructies kreeg. Hooguit dienstwoningen dus, maar allicht geen stations.
Maar als de aanleg van het tracé dan toch in de zomer van 1918 aangevat werd, waar lag die werf dan? |
Cette ligne de guerre devait faire partie de la rocade stratégique entre le Rhin et Verdun, en prolongement de la ligne Gouvy-S.Vith en voie d'achèvement en 1918. Selon une source, quelques bâtiments de gare auraient déjà été érigés (Schönberg et Manderfeld). Selon une autre ce n'étaient que des bâtiments de chantier, situés le long de la route, et non sur le tracé projeté. Vu l'urgence de l'opération et la pénurie de matériaux, il est curieux que de tels bâtiments aient déjà été construits. Tout le contraire donc de la ligne 163 de Gouvy quasiment achevée, mais avec des constructions légères au lieu de gares en dur. Mais alors qu'en août 1918 la construction de la ligne vers Losheim venait à peine de démarrer, où donc se trouvait ce chantier?
|
ONAFGEWERKTE BUURTSPOORPROJECTEN
|
Projets vicinaux inachevés
|
In dit hoofdstuk overlopen we een aantal lijnprojecten waarvan de grondwerken destijds opgestart of zelfs volledig uitgevoerd werden, maar waarop nooit sporen kwamen, en waarvan nog steeds restanten te vinden zijn.
Een aantal ervan werd inmiddels al eens bezocht, een paar andere wachten nog op een eerste verkenning. |
Op een NMVB-document van 31-12-1936 vinden we, naast een lijst van de toen bestaande buurtlijnen (A), gerangschikt volgens kapitaalnummer, een tweede lijst met ‘lijnen in aanleg’ (B), waarvan de meeste effectief in bedrijf kwamen. Langemark-Bikschote (150) echter niet, evenmin als Grandglise-Pommeroeul (162) waarvan het vrijwel vaststaat dat de aanleg nooit werd opgestart. Van Montignies-Beaumont (159), Nivelles-Arquennes (169) en Clavier-Maffe (192) werden de grondwerken zo goed als voltooid, maar werden geen sporen gelegd. Daarnaast is er nog een derde lijst met ‘aan te leggen lijnen’ (C): buurtlijnen die al vergund waren maar waarvan de werken nog moesten beginnen. Twee ervan werden effectief in bedrijf genomen: Quaregnon-Douvrain (127) (in 1938) en Leuven-Herent (177) (in 1937). Volgens ingewijden werd het korte baanvak Ougrée-Seraing(Haut-Pré) (164) volledig afgewerkt, op de spoorlegging na, al is daarvan vandaag niets terug te vinden. Twee andere projecten moeten nog worden onderzocht: La Roche-Baconfoy (179) en de volledige verbinding Clavier-Maffe-Melreux/Marche (192). Soignies-Arquennes (169) werd reeds behandeld in ons dossier Nivelles-Soignies. En dan is er nog het baanvak Dour-Quiévrain-Pommeroeul (162) waarvan Quiévrain-Pommeroeul reeds in lijst A voorkomt maar nog steeds niet afgewerkt was, en Dour-Quiévrain dat nog moest starten. Hierover later meer. Wel dient opgemerkt dat er meer dan eens tegenspraak is tussen deze NMVB-lijst en externe bronnen. Het klopt inderdaad dat de (officiële) NMVB-informatie niet altijd overeenkwam met de realiteit op het terrein, zoals de exacte locatie van het rijtuigenpark of nog de daadwerkelijke stopzetting van een exploitatie, maar het is onmogelijk om dit vandaag nog na te gaan. Voor terreingegevens hebben we geen andere keus dan ons te wenden tot historische luchtfoto’s en (niet altijd even accurate) plannen en kaarten, waar mogelijk aangevuld met recent terreinonderzoek, zij het steeds met het nodige voorbehoud. NB - Ook op de toenmalige gemeentelijke kadasterplannen moet informatie te vinden zijn, voor zover deze ook effectief werd ingetekend – een monnikenwerk voor wie daar veel tijd en middelen voor over heeft, maar dit summiere overzicht ruim overschrijdt. |
Sur un document SNCV du 31-12-1936 nous trouvons une liste complète des lignes vicinales existant à cette époque (A), rangées d’après leur numéro du capital. Puis vient une liste de ‘lignes en construction’ (B) (ci-devant), dont la plupart furent effectivement mises en service, sauf Langemark-Bikschote (150), ainsi que Grandglise-Pommeroeul (162) dont il est quasi certain que les travaux ne furent jamais engagés. Par contre, sur Montignies-Beaumont (159), Nivelles-Arquennes (169) et Clavier-Maffe (192) ces travaux furent quasiment achevés mais les rails jamais posés.
Enfin il y a la liste des ‘lignes à construire’ (C) avec les lignes vicinales déjà concédées et dont les travaux étaient sur le point de débuter. Deux d’entre elles furent effectivement mises en service: Quaregnon-Douvrain (127) (en 1938) et Leuven-Herent (177) (en 1937). Le court tronçon Ougrée-Seraing(Haut-Pré) (164), dont il ne reste plus la moindre trace, aurait lui aussi été achevé, mais sans les rails, Deux autres projets doivent encore être étudiés : La Roche-Baconfoy (179) et Clavier-Maffe-Melreux/Marche (192). Arquennes-Soignies (169) a déjà été traité dans notre dossier Nivelles-Soignies. Enfin il reste la section Dour-Quiévrain-Pommeroeul (162) dont Quiévrain-Pommeroeul figure déjà dans la liste A mais n’était toujours pas achevée au-delà de Montroeul, alors que sur Dour-Quiévrain les travaux devaient encore débuter. Remarquons encore que plus d’une fois il y a contradiction entre cet inventaire SNCV et les sources externes. Il est exact que l’information officielle (SNCV) ne concordait pas toujours avec la réalité sur le terrain, comme l’attribution du matériel roulant ou encore l’arrêt effectif d'une l’exploitation, ce qui est impossible à vérifier aujourd’hui. Quant aux tracés des lignes, nous n’avons d’autre choix que de consulter des photographies aériennes d’après-guerre, ainsi que des cartes topographiques, voire certains plans pas toujours précis de cette époque, le tout complété par des investigations sur place relativement récentes, et donc avec les réserves d’usage. NB - Il y a aussi les plans cadastraux communaux de l’époque, pour autant qu’ils aient été effectivement mis à jour – ce travail de moine requiert beaucoup de temps et de moyens, mais déborde largement de cet aperçu plutôt sommaire. |
Hierna volgt een samenvatting van deze projecten, in afwachting van een meer uitgewerkte analyse van sommige onder hen.
Ci-après vous trouverez un résumé de ces différents projets, en attendant une analyse plus élaborée de certains d'entre eux.
Ci-après vous trouverez un résumé de ces différents projets, en attendant une analyse plus élaborée de certains d'entre eux.
La Roche - Baconfoy
We vonden bitter weinig over dit project. Alleen dat de vergunning het nummer 179 droeg en zoals de meeste andere dateert van voor WO l. Kort voordien zouden naar verluidt ook de grondwerken gestart zijn, maar bij het uitbreken van de vijandelijkheden weer stilgelegd. In de inventaris van 1936 bleef het dossier echter behouden, en daar bleef het bij. De enige documenten met concrete informatie die we konden vinden zijn twee NMVB-netplannen, resp. uit 1923 en 1937, allebei echter op veel te kleine schaal, al is dat van 1923 wat beter uitgewerkt (hiernaast). Op basis hiervan en getoetst aan de topografische kaarten van dit gebied denken we het geplande tracé enigszins te kunnen intekenen. Een eerste bezoek ter plaatse heeft alvast een paar opties opgeleverd, maar te weinig om nu al uitsluitsel te kunnen geven over dit tracé, vooral dan vanuit La Roche. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of en in hoever op sommige delen ervan destijds al grondwerken werden uitgevoerd. |
La concession de cette ligne fut accordée sous le n°179. Après quoi les travaux auraient été entamés peu avant la première guerre, mais bien vite interrompus lors du déclenchement des hostilités. Bien que toujours répertorié comme ‘ligne à construire’ en 1936, ce projet ne connut jamais de suite. La seule information concrète que nous avons pu trouver à ce sujet sont quelques plans du réseau vicinal de l’époque, mais à très petite échelle. Seul celui de 1923 (ci-devant) nous donne un tracé mieux défini, voire même plausible, compte tenu de la topographie locale. Une première visite sur place nous a permis de définir quelques options, mais pas assez pour pouvoir trancher sur le tracé effectivement prévu, surtout au départ de La Roche. De nouvelles recherches devraient pouvoir nous donner une idée où et dans quelle mesure certains terrassements auraient déjà été réalisés en son temps.
|
Langemark - Bikschote
Dit moest het sluitstuk worden van de buurtlijn Roeselare-Langemark, geopend in 1913, dus vlak voor WO l (vergunning 150). Op de MGI-kaart uit die periode is duidelijk te zien hoe deze buurtlijn even voor Langemark de baan verlaat, spoorlijn 63 oversteekt – mogelijk met een fly-over - en deze verder volgt tot aan het spoorwegstation. Allicht zou het amper 5 km lange eindstuk naar Bikschote (op de lijn Diksmuide-Ieper) van hieruit worden aangelegd. Maar Langemark lag vlakbij het oorlogsfront en kreeg het hard te verduren. Afgaande op een van de naoorlogse dienstregelingen bleef de buurtlijn uit Roeselare sindsdien beperkt tot vlak voor dit dorp. Wat zou betekenen dat het station niet langer bediend werd, tenzij dan voor goederen, of nog dat dit eindstuk de oorlog niet overleefde – wellicht de reden waarom de verlenging naar Bikschote er uiteindelijk niet kwam.
Dit moest het sluitstuk worden van de buurtlijn Roeselare-Langemark, geopend in 1913, dus vlak voor WO l (vergunning 150). Op de MGI-kaart uit die periode is duidelijk te zien hoe deze buurtlijn even voor Langemark de baan verlaat, spoorlijn 63 oversteekt – mogelijk met een fly-over - en deze verder volgt tot aan het spoorwegstation. Allicht zou het amper 5 km lange eindstuk naar Bikschote (op de lijn Diksmuide-Ieper) van hieruit worden aangelegd. Maar Langemark lag vlakbij het oorlogsfront en kreeg het hard te verduren. Afgaande op een van de naoorlogse dienstregelingen bleef de buurtlijn uit Roeselare sindsdien beperkt tot vlak voor dit dorp. Wat zou betekenen dat het station niet langer bediend werd, tenzij dan voor goederen, of nog dat dit eindstuk de oorlog niet overleefde – wellicht de reden waarom de verlenging naar Bikschote er uiteindelijk niet kwam.
La ligne vicinale Roeselare-Langemark (concession n°150), mise en service en 1913, devait être prolongée jusque Bikschote, vraisemblablement depuis la gare de Langemark, terminus de cette ligne. Mais les ravages de la guerre de 14-18, déclenchée peu après, eurent probablement raison de ce projet. En effet, dans un des horaires d’après-guerre, le service voyageurs est limité à l’entrée du village, laissant la section terminale vers la gare aux marchandises, à moins qu'elle n'aurait pas survécu aux dégats de la guerre. Ce qui expliquerait pourquoi le prolongement vers Bikschote ne fut jamais réalisé. |
Mainvault - Grandglise - Quiévrain - Dour - Pommeroeul
Dit project, in 1908 vergund onder het nummer 162, omvatte aanvankelijk een hoofdlijn van Mainvault naar Quevaucamps, Grandglise, Pommeroeul en Quiévrain. In 1912 werd hieraan een driehoekig tracé toegevoegd (voordien reeds vergund onder het nummer 186) van Pommeroeul naar Elouges, Dour, Montignies-s/Roc en Baisieux, waar het zou aansluiten op de bestaande buurtlijn uit Roisin naar Quiévrain. Het eerste baanvak, van Mainvault naar Quevaucamps kwam in dienst in 1916, in volle oorlogstijd dus, gelijk met de bouw van een nieuwe stelplaats in Mainvault (op de buurtlijn Ath-Tournai) die echter nooit als dusdanig in gebruik kwam. Ook in Quevaucamps kwam er een nieuwe stelplaats, al werd ze amper gebruikt. In 1923 werd deze buurtlijn van hieruit verlengd naar Grandglise.
Intussen werd ook vanuit Quiévrain aan deze nieuwe verbinding gewerkt, richting Pommeroeul, al geraakte men niet verder dan het thans verdwenen kanaal Mons-Condé, waarover een 50 m lange metalen brug gebouwd werd. In 1922 kwam dit baanvak in dienst tot Montroeul, in de eerste jaren zelfs tot vlak voor het kanaal, dit in afwachting van de verdere doortrekking richting Pommeroeul en Grandglise. Maar hoewel de tijdens WO l beschadigde brug op de naoorlogse lijst stond van uit te voeren herstelwerken, kwam die doortrekking er niet. Mogelijk werd in 1940 de inmiddels herstelde brug door het Belgisch leger opgeblazen. Hoe dan ook, op een luchtfoto uit 1952 zijn alleen de brugpijlers langs het kanaal nog aanwezig. Ze werden in de loop van de jaren 60 afgebroken bij de aanleg van de huidige E19 op de verlaten bedding van het kanaal. |
Het baanvak Pommeroeul(Canal)-Grandglise werd dus nooit aangelegd, evenmin als Dour-Elouges-Pommeroeul en Dour-Montignies-Baisieux/Quiévrain, hoewel ze einde 1936 alle drie steevast vermeld stonden als uit te voeren projecten. Maar door de wispelturigheid van de betrokken gemeenten werd de uitvoering almaar uitgesteld. Bovendien gooide WO ll roet in het eten, en na de oorlog werd het plan aanzienlijk gewijzigd. In 1948 kwam het baanvak Dour-Wihéries in dienst, één jaar later gevolgd door Wihéries-Baisieux, allebei volgens een meer rechtstreeks tracé, via het kruispunt Belvédère in Dour en het dorpscentrum van Wihéries, om pas in Audregnies aan te sluiten op het nooit aangelegde tracé via Montignies-s/Roc. In 1950 was het de beurt aan Dour-Elouges, zij het vanuit Belvédère en volgens een totaal ander tracé dan eerst gepland. Van de doortrekking naar Thulin en Pommeroeul kwam verder niets in huis.
Ce projet, concédé en 1908 sous le numéro 162, comprenait au début une ligne de Mainvault à Quevaucamps, Grandglise, Pommeroeul, Hensies et Quiévrain. En 1912 cette concession fut complétée par la concession°186, un triangle de Pommeroeul à Elouges, Dour, Montignies-s/Roc en Baisieux, où il rejoindrait la ligne vicinale existant déjà de Roisin à Quiévrain. La première section, de Mainvault à Quevaucamps, fut ouverte en 1916 et comprenait deux nouveaux dépôts. Celui de Mainvault, sur la ligne vicinale Ath-Tournai, resta toutefois inutilisé, celui de Quevaucamps aurait à peine servi. En 1923 cette ligne fut prolongée jusque Grandglise. A l’autre bout, les terrassements furent entrepris entre Quiévrain et le canal Mons-Condé, peu avant Pommeroeul, où un ouvrage métallique de 50 m fut construit, mais endommagé pendant la première guerre. En 1922 cette section fut mise en service jusque Montroeul - et dans un premier temps jusqu'au canal - en attendant la prolongation au-delà vers Pommeroeul. Nous ne pouvons exclure qu’au début de la deuxième guerre ce pont, entre-temps réparé, aurait été dynamité par l’armée Belge, comme d’autres ouvrages similaires. Quoi qu’il en soit, sur une photo aérienne de 1952 son tablier a disparu. Seules les culées restent en place, avant de disparaître dans les années 60, lors de la construction de l’E19 sur l'ancien tracé de ce canal. La section Pommeroeul(Canal)-Grandglise n’a donc jamais été construite, pas plus que Dour-Elouges-Pommeroeul ni Dour-Montignies-Baisieux/Quiévrain, bien que toutes trois étaient ‘à construire’ fin 1936. Mais les tergiversations de certaines communes retardèrent le projet. Au lendemai;n de la guerre celui-ci se vit sérieusement modifié. La section Dour-Wihéries fut achevée en 1948, sa prolongation vers Baisieux/Quiévrain en 1949, mais suivant un tracé plus direct depuis le centre de Dour et par le village de Wihéries avant de rejoindre à Audregnies le tracé prévu initialement par Montignies-s/Roc. Dour-Elouges suivit en 1950, s’embranchant au Belvédère à Dour et rejoignant Elouges par un tracé plus direct lui aussi, mais la prolongation vers Thulin et Pommeroeul resta dans les cartons, |
Clavier - Somme-Leuze - Melreux/Marche-en-Famenne
Het project om de Condruzische en Ardense buurtlijnen onderling te verbinden kwam tot stand begin de 20e eeuw. Pas in 1913 kreeg de NMVB de concessie (nr.192) voor een buurtlijn van Clavier naar Somme-Leuze en Melreux, met een zijtak naar Marche-en-Famenne, in totaal zowat 48,7 km. De werken zouden zijn aangevat tussen 1916 en 1917, maar op het einde van de oorlog onderbroken omdat de heropbouw van het bestaande net alle prioriteit kreeg. Pas begin de jaren 30 werd het project weer opgerakeld, zeker toen bleek dat op een drietal baanvakken de grondwerken al ver gevorderd waren: Clavier(Petit-Brin) – Maffe, Somme-Leuze – Baillonville, en Petit-Han – Melreux (Deulin), al heeft het document B uit 1936 (zie hoger) het hier veeleer over Somme-Leuze – Melreux als ‘baanvak in aanleg’. De overige twee staan vermeld als ‘aan te leggen’, wat zou betekenen dat het project nog niet geschrapt was. Dit gebeurde pas later, allicht rond of in de nadagen van WO ll. Alleen van het baanvak Petit-Brin – Maffe zijn vandaag nog restanten zichtbaar, tussen de provinciegrens en Maffe.
|
Nivelles - Soignies
De concessie nr.169 uit 1908 bevatte de aanleg van een buurtlijn tussen deze twee steden. Bij het uitbreken van WO l waren de grondwerken zo goed als voltooid tussen Nivelles en het kanaal voorbij Bornival. De tabel van 1936 vermeldt echter dit baanvak als ‘in aanbouw’ tot Arquennes, zij het met hooguit een paar kunstwerken langsheen het kanaal. Verderop is het baanvak naar Soignies nog ‘aan te leggen’, met daarop het reeds in 1916 voltooide viaduct van Ecaussinnes-Lalaing, met zijn 12 bogen het grootste van alle NMVB-kunstwerken. Daar werd ook een deel van het tracé aangelegd, maar wel ten behoeven van een nabijgelegen steengroeve. Meer hierover vind je in het uitgewerkte dossier over deze onvoltooide buurtlijn.
La concession n°169 de 1908 prévoyait la construction d’une ligne vicinale entre ces deux cités. Lors du déclenchement de la première guerre les terrassements étaient quasiment terminés jusqu’au canal près de Bornival. Dans le tableau de 1936 cette section est toujours ‘en construction’ jusque Arquennes, mais avec tout au plus quelques ouvrages d’art le long du canal. Au-delà, le reste du projet jusque Soignies reste ‘à construire’, alors que le grand viaduc à 12 arches d’Ecaussinnes-Lalaing était déjà achevé depuis 1916. La partie du tracé réalisée de part et d’autre de cet ouvrage, de loin le plus grand de la SNCV, le fut pour la desserte d’une carrière voisine. Voir à ce sujet le dossier très élaboré sur cette ligne inachevée. |
Montignies-St.Christophe - Beaumont
Dit 7,5 km lange baanvak mest het sluitstuk worden van de buurtlijn Binche-Beaumont, waarvoor in 1908 concessie nr.159 verleend werd. Door allerlei verwikkelingen duurde het tot 1914 eer deze lijn eindelijk in dienst kwam, maar slechts tot Montignies-St.Christophe, omdat de onteigeningen naar Beaumont aanzienlijke vertraging hadden opgelopen. Toen de oorlog uitbrak waren de grondwerken dan toch voltooid en was er vanuit Montignies reeds 400 meter spoor gelegd. Verder ging het echter niet, en in 1917 werd op bevel van de bezetter de buurtlijn uit Binche volledig uitgebroken, en pas in 1921 hersteld. Maar op dat ogenblik waren er andere prioriteiten, en de doortrekking naar Beaumont werd almaar uitgesteld. In 1943, tijdens WO ll, werd deze buurtlijn alleen voorbij Solre-s/Sambre opgebroken, maar nadien niet meer hersteld. Meteen ook het eindpunt voor het onvoltooide baanvak naar Beaumont. Dit mooie tracé is volledig op eigen bedding en grotendeels intact, waardoor het tot vandaag nog steeds goed kan worden waargenomen, in het bijzonder van op de hoofdbaan uit Montignies, halfweg Beaumont.
La concession vicinale n°159 de 1908 comprenait une ligne principale de Binche à Beaumont. Mise en service par étapes successives, elle atteignit Montignies-St.Christophe en 1914 seulement, alors que les terrassements de la section de 7,5 km vers Beaumont étaient à peine achevés lorsque la première guerre fut déclenchée. En 1917, l’occupant ordonna le démontage de la ligne entière, et ce n’est qu’en 1921 que celle-ci fut rétablie. Mais comme il avait d’autres priorités, la prolongation vers Beaumont échoua aux calendes grècques. Si bien que lors du conflit suivant, en 1943, l’histoire se répéta, même si le démontage n’affecta que la section au-delà de Solre-s/Sambre. Mais cette fois-ci, la voie ne fut pas rétablie, entraînant du coup l’abandon du tronçon inachevé vers Beaumont. Aujourd’hui ce tracé en site propre intégral est toujours bien visible, surtout depuis la grand-route au-delà de Montignies, à mi-chemin de Beaumont.
|