Van Jumet-Brûlotte naar Marchienne-Est |
Texte français au bas de cette page
|
Een van de vijf armen van de ‘ster’ rond Jumet-Brûlotte is deze naar Marchienne-Est. Een korte maar volwaardige spoorlijn, nog geen 5 km lang, die we tot WO1 terugvinden onder het lijnnummer 116. Tussen beide oorlogen werd ze echter aan tabel 119 toegevoegd, waarbij zowat de helft van de ritten uit/naar Gosselies via deze verbinding in amper 20 minuten naar Charleroi-Sud kon sporen, vandaag hooguit nog een droom! Aan deze nochtans interessante voorstadsdienst kwam abrupt een einde rond WO2, vermoedelijk wegens het opblazen van een paar kunstwerken. Hoe dan ook, in 1946 was de spoordienst op deze lijn nog steeds onderbroken, om daarna nooit meer te hervatten, evenmin als op de naburige lijn 121 naar Courcelles-Centre trouwens. Wel bleef de goederenkoer van Lodelinsart-Ouest nog tot halfweg de jaren 60 bediend vanuit Brûlotte. van JUMET-BRÛLOTTE naar LODELINSART-OUEST |
In tegenstelling tot lijn 121, waarvan beide helften behoorlijk ver uit elkaar van ‘hoofdlijn’ 119 aftakten (zie kaart), lag de afslag naar Marchienne-Est vlak na de overweg van Jumet-Brûlotte. Vandaag is dit tracé echter versperd door een hoge muur sinds o.m. een transportbedrijf de eerste 200 meter van de verlaten spoorbedding inpalmde.
De overige 250 m, afgesloten met een hek, bleef evenwel buiten schot, tot aan de voormalige overweg aan de halte ‘Chemin Puissant’, met haar recent opgefrist en goed herkenbaar wachtershuisje. Daarachter is de spoorwegzate vrijwel intact, maar afgesloten, en dus is het zoeken naar het vervolg en naar zichtbare resten van het oude tracé.
|
Om het tracé te volgen ga je dus best verder zuidwestwaarts langs de Rue de la Marine, alwaar je uiteindelijk terechtkomt in een achterbuurt van straatjes en wegels langs vergeten mijnen en verlaten fabrieken, op de grens met Lodelinsart. We laten je het zelf uitzoeken en ontdekken.
|
Die vind je echter al vrij snel, mits een huizenblok om, langs de Rue de l’Ermitage die ter hoogte van de verdwenen spoorlijn werd rechtgetrokken. Het stukje kassei dat in een sierlijke zwaai over het spoor wipte ligt er echter nog, met de zuidelijke reling van de volledig opgevulde brug. Dit scenario herhaalt zich voorbij het volgende huizenblok, op het kruispunt halfweg de Rue de la Marine, al zul je hier vergeefs zoeken naar enig restje van deze brug. Wel is de voor een deel opgevulde zate achter de huizen vanaf daar gemakkelijk te volgen, maar niet zo heel ver, want ruim 100 m verder, voorbij de laatste tuinen, is ze volledig dichtgegroeid.
|
Met wat geluk merk je in de verte wel een hoge begroeide spoordijk, meteen het best bewaarde gedeelte van de voormalige spoorlijn. De brug met betonnen brugdek die je onderweg tegenkomt is echter van de vergeten industrielijn naar Jumet-La Coupe. Het geasfalteerde pad daar langsheen leidt ons dan weer naar een verrassing van formaat: twee indrukwekkende bakstenen brughoofden waartussen een handelaar in bouwmaterialen de vrije ruimte heeft ingepalmd. Het metalen brugdek verdween gelijk of kort na het uitbreken van de sporen, bijna een halve eeuw geleden. Daaronder liep de industrielijn naar La Coupe, toen nog voor zo’n 20 jaar in gebruik, maar vandaag evengoed dichtgegroeid.
Het pad loopt nu verder naast de hoge spoorberm, tot de Rue Alfred Georges, maar van de spoorbrug aldaar blijft niets meer over. Van het station Lodelinsart-Ouest daar vlak achter vind je evenmin iets terug, tenzij dan de vijf torens van de sociale hoogbouw die het hele sporenemplacement heeft ingenomen, meteen ook het eindpunt van de naoorlogse spoorexploitatie, tot medio de jaren 60. Begin 1968 lagen de sporen er verroest bij en werden niet lang daarna opgebroken. Op dit punt bevinden we ons op amper 2 km (in vogelvlucht) van Jumet-Brûlotte…
van LODELINSART-OUEST naar DOCHERIE-BIERRAUX
Deze uithoek van Lodelinsart ligt op de rand van het plateau, hoog boven het dal van de Sambre, waardoor de spoorlijn meteen na het station ‘Ouest’ onder de Rue Vandervelde dook, dan door een vrij diepe sleuf en verder bergafwaarts richting vallei, met een helling van 16%o. De sleuf is thans volledig opgevuld, inclusief de brug van de Rue Vandervelde - waarvan een van de ijzeren relingen nog steeds overeind staat (foto hiernaast, 30 maart 2016)- alsook deze onder de Rue De Bruyn daar vlak achter, met tussenin een publiek grasveld inclusief speeltuin en picnicbank bovenop het verdwenen tracé. |
LODELINSART-OUEST [1] Rue Vandervelde (met brug, reling en sleuf) in vroegere tijden - [2] Opgevulde sleuf langs de Rue des Ponts
[3] BOUGNOU - het voormalige spoorwegtracé naar Docherie-Bierraux is nu de Rue du Docteur Moret (30 maart 2016)
[3] BOUGNOU - het voormalige spoorwegtracé naar Docherie-Bierraux is nu de Rue du Docteur Moret (30 maart 2016)
Verderop, voorbij een van de talloze expreswegen rond Charleroi, valt er echter bitter weinig te beleven. De afgedankte spoorzate is nu de Rue du Docteur Moret, een zielloze asfaltlint langsheen de grens tussen Jumet en Dampremy. Waar ooit de stopplaats Bougnou lag menen we een overweghuisje te bespeuren, zij het nauwelijks herkenbaar. Nog geen 500 meter verder, vlak voor het voormalige station Docherie-Bierraux, is het tracé dan weer volledig opgeslorpt door de achtertuintjes van een woonwijk uit de jaren 70 of 80 (foto hieronder). Van het station zelf valt evenmin nog iets te bespeuren, maar aan de overkant staat wel een authentiek overweghuisje, ditmaal mooi in stand gehouden en baksteenrood geschilderd.
Het station DOCHERIE-BIERRAUX op de spoorlijn uit Jumet-Brûlotte - bovenop de terril zie je in de verte de Rue du Docteur Moret op het voormalige spoorwegtracé, maar het station zelf (ter hoogte van de bus en het vroegere stationscafé) is nergens meer te bespeuren (4 juli 1991) - hieronder dezelfde site, 25 jaar later, ditmaal met het mooi bewaarde overweghuisje (uiterst links) (20 maart 2016)
van DOCHERIE-BIERRAUX naar MARCHIENNE-EST
Pas vanaf hier wordt het weer interessant, al is de afstand tot het eindpunt Marchienne-Est nog amper 1,5 km. En toch een van de meest intrigerende baanvakken in deze regio.
Voorbij de site van Docherie-Bierraux was de spoorbedding in de jaren 90 nog best toegankelijk, maar de doorgang blijkt vandaag grotendeels dichtgegroeid. Gelukkig is er de terril daar vlak naast, met wandelpad naar boven en een weids uitzicht over de verre omgeving, met heel wat industrieel braakland, inclusief de nu opgegeven staalsite van La Providence, onderdeel van Carsid. Niet zonder moeite ontwaar je van hieruit het bijna volledige spoorwegtracé tot Lodelinsart-Ouest. In de andere richting, beneden in de verte, bemerk je een viaduct met kooibrug over het kanaal Brussel-Charleroi, zo te zien in het verlengde van de dichtgegroeide zate. Verderop ziet het er echter naar uit dat het tracé volledig is opgeslokt door de opeenvolgende uitbreidingen van het nu verlaten staalcomplex. Einde verhaal?
|
|
Dit blijkt de oude brug te zijn van de Fond Beghin (foto's hierboven, 30 maart 2016), waardoor tot in de jaren 50 de grotendeels verdwenen Rue de Marchienne liep. Eenmaal boven (er is een trap) merk je dat hij niet op hetzelfde tracé ligt als dat van het viaduct. Deze loopt inderdaad uit op een afzonderlijke berm, parallel aan die uit Jumet waartegen hij aanleunt, wat meteen de opvulling van de brug verklaart. Bovenop het bewuste viaduct is het spoor zelfs nog aanwezig, zwart van de roest. Een behoorlijk strakke bocht vlak voor de kooibrug versterkt ons vermoeden dat deze pas na de oorlog over het verbrede kanaal werd aangelegd voor een industriespoor naar de inmiddels verdwenen steenkoolmijn St-Théodore.
|
DAMPREMY/MARCHIENNE - het 130 m lange spoorwegviaduct over het kanaal
(3 oktober 2013 en 30 maart 2016) |
Verder geraak je echter niet, want om veiligheidsredenen zijn op het ruim 130 m lange viaduct zowel de spoorlijn als de afzonderlijke oversteek voor voetgangers allebei versperd. Hierdoor is de overkant alleen nog bereikbaar mits een grote omweg van ca. 2 km langsheen het kanaal. Om uiteindelijk te moeten vaststellen dat je daar evenmin verder kunt: sinds de sluiting van het staalcomplex is de hele site hermetisch afgesloten en onder bewaking gesteld. Wat gelijk betekent dat de voormalige vertakking ‘Tréfilerie’ (draadtrekkerij) op de verlaten lijn 260 uit Monceau evengoed onbereikbaar is. Op die plek, voorbij het onlangs afgebroken seinhuisje dat na de oorlog op het oude tracé werd aangelegd, kruisten beide spoorlijnen elkaar, met o.m. een aftakking vanuit Jumet richting Dampremy (vlakbij Charleroi-Ouest). Het is ook daar dat het latere industriespoor van St-Théodore op lijn 260 aansloot, in het kielzog van het spoorwegtracé uit Jumet.
|
Voorbij ‘Tréfilerie’ komen de eerste 150 m richting Marchienne-Est overeen met een industrieweg op het afgesloten terrein, maar eens over de hoofdbaan (Rue de Mons) en de MLC (Metro Léger de Charleroi) zul je vergeefs zoeken naar het voormalige tracé. Wel is de oversteek voor nutsleidingen, vlakbij de oude koeltoren, zowat de plek waar de brug over de Sambre lag, wellicht vernield tijdens de jongste oorlog, maar waarvan geen enkel restant meer te vinden is. Ten zuiden van de rivier hebben opeenvolgende uitbreidingen van de Fabrique de Fer (Fafer) het terrein volledig ingepalmd, in die mate zelfs dat einde de jaren 70 het laatste stompje, dat vanuit Marchienne-Est nog dienst deed als industrielijn 255, mee verzwolgen werd in de maalstroom.
|
[1] dezelfde plek vandaag - de spoorlijn uit Jumet stak hier de Sambre over, tussen de oude koeltoren en de oversteek voor industriële nutsleidingen - [2] de 'Fabrique de Fer' gezien vanop het verdwenen spoorwegtracé op de noordelijke oever, naast de nutsleidingen - kun je geloven dat hier ooit een spoorlijn passeerde? (3 oktober 2013)
|
De teloorgang van dit eindstuk van de spoorlijn uit Jumet kan niet los gezien worden van de ontwikkeling van het staalbedrijf La Providence, dat nu zelf ter ziele ging. Daarom ook die enkele beelden van deze gevallen staalreus, waarvan de al dan niet volledige afbraak al enige tijd ter discussie staat. |
L'ANCIENNE LIGNE DE JUMET-BRÛLOTTE À MARCHIENNE-EST
Une des branches de l’étoile ferroviaire de Jumet-Brûlotte filait plein sud vers Marchienne-Est sur la ligne 124, peu avant Charleroi-Sud. Au début du siècle dernier nous retrouvons cette ligne d’à peine 5 km sous le numéro 116. Après la Grande Guerre, ce service est incorporé au tableau 119 Luttre-Châtelineau, où un train sur deux bifurquait vers Charleroi. La seconde guerre mit fin à cette intéressante desserte suburbaine, qui par après ne sera jamais rétablie, sauf pour la desserte marchandises de la cour de Lodelinsart-Ouest depuis Jumet, jusque vers 1965.
DE JUMET-BRÛLOTTE À LODELINSART-OUEST
Contrairement à la ligne 121, dont les deux sections divergeaient bien loin de part et d’autre de Jumet-Brûlotte, la ligne de Marchienne bifurquait immédiatement après le passage à niveau, pour atteindre la halte ‘Chemin Puissant’ à peine 500 m plus loin, dont la maisonnette du garde-barrières existe toujours. Cette section est aujourd’hui inaccessible, et ce n’est qu’en longeant la Rue de l’Ermitage que nous retrouvons sa trace: un des garde-fous, quasi intact, du pont enjambeant la tranchée ferroviaire, aujourd’hui entièrement comblée. Au-delà, à mi-chemin de la Rue de la Marine, plus aucune trace du pont à cet endroit, mais à partir de là l’ancien tracé longeant les jardins derrière une rangée de maisons semble accessible. Las, 100 m plus loin, la végétation nous barre le passage. Il ne nous reste donc plus qu'à poursuivre par la Rue de la Marine et de traverser un dédale d’entreprises abandonnées, avant de passer sous un pont à tablier en béton, appartenant à l’ancien raccordement industriel vers Jumet-La Coupe. Puis, en longeant celui-ci vers la gauche par une ruelle asphaltée, nous apercevons soudain, derrière les arbres, deux grandes culées en briques, coupant net un haut talus d’aspect visiblement ferroviaire. C’est là, près de la Cité des Aulniats (Lodelinsart), que jadis le raccordement de La Coupe passait sous notre ligne. Mais le tablier du pont a disparu, et c’est une entreprise de matériaux de construction qui a récupéré l'espace ainsi libéré. Plus loin, la ruelle longeant le talus débouche sur la Rue Alfred Georges, où le pont du chemin de fer a disparu. Disparue aussi, l'ancienne gare de Lodelinsart-Ouest, où ce sont les 5 tours d’un complexe d’habitations sociales qui occupent aujourd’hui l’espace ferroviaire, terminus du caboteur marchandises d’après-guerre. Nous nous trouvons maintenant à 2 km à vol d’oiseau de Jumet-Brûlotte. |
DE LODELINSART-OUEST À DOCHERIE-BIERRAUX
Ce recoin de Lodelinsart, en bordure du plateau, surplombe la vallée de la Sambre. Suite à quoi la voie ferrée plongeait sous la Rue Vandervelde avant de s’engager dans une profonde tranchée, entamant ainsi la descente fort raide vers Marchienne-Est (16%o). Depuis, la tranchée a été entièrement comblée, tout comme les deux ponts qui l’encadraient, laissant toutefois un des garde-fous de celui de la Rue Vandervelde toujours en place, alors qu’une plaine de jeux a été installée sur une partie de l’espace herbeux créé de la sorte. Au-delà d’une des nombreuses autoroutes urbaines carolorégiennes l’ancien tracé ferroviaire est devenu la Rue du Docteur Moret, morne bande d’asphalte aux confins de Jumet et de Dampremy, englobant le point d’arrêt de Bougnou, ponctué par une maisonnette que l’on pourrait qualifier d’ex-ferroviaire. Peu avant ce qui fut la gare de Docherie-Bierraux le tracé a été happé par les jardinets d’une cité des année 70 ou 80. Alors que rien ne laisse soupçonner l’ancienne gare, une maisonnette récemment repeinte témoigne toujours du passage à niveau aujourd’hui disparu. |
DE DOCHERIE-BIERRAUX À MARCHIENNE-EST Mais au-delà, les choses prennent une tournure fort intéressante, même si le sentier sur l’assiette ferroviaire toujours bien présente à partir d'ici a disparu sous une végétation très envahissante. Du haut du terril voisin, aisément accessible et avec une belle vue panoramique sur toute la région, nous parvenons à retracer le chemin parcouru depuis Lodelinsart-Ouest, alors que vers Marchienne-Est on distingue nettement un viaduc ferroviaire métallique avec pont-cage par-dessus le Canal Bruxelles-Charleroi (photo ci-contre du 20 mars 2016). Au-delà par contre, le tronçon terminal de l’ancien tracé semble totalement englouti par le complexe sidérurgique de La Providence aujourd'hui délaissé, lui aussi. Est-ce là la fin de notre équipée? |
Mais juste avant le viaduc une structure en briques attire notre attention. Un périple par un quartier ouvrier, quelques ruines de charbonnage et enfin le long du canal nous mène à une friche industrielle où sous le talus ferroviaire nous découvrons un pont presque entièrement comblé. A cet endroit, le Fond Beghin, passait jadis la Rue de Marchienne qui disparut dans les années 50 et 60 sous une poussée industrielle dont plus grand chose ne subsiste aujourd’hui. En-haut (il y a un escalier) nous remarquons dans le prolongement du viaduc un deuxième talus bien distinct s’appuyant contre celui de la ligne de Jumet, condamnant ainsi l’ancien pont. Par là, les rails toujours présents sur le viaduc datant manifestement de l’après-guerre, menaient au charbonnage St-Théodore, fermé au début des années 70. La traversée de l’ouvrage est toutefois barrée, ainsi que le passage latéral pour piétons, ce qui nécessite un détour de près de 2 km pour atteindre le côté opposé. Las! Le site sidérurgique abandonné est barricadé et même surveillé, y compris la bifurcation ‘Tréfilerie’ sur la ligne 260 de Monceau, où les deux lignes se croisaient à niveau, avec une voie de raccordement permettant de bifurquer depuis Jumet vers Dampremy (près de Charleroi-Ouest). C’est là aussi que s’embranchait le raccordement d’après-guerre vers St-Théodore depuis la ligne 260.
|
Sur les premiers 150 m depuis ‘Tréfilerie’ un chemin industriel sur le site abandonné semble correspondre à l’ancien tracé. Mais au-delà de la Rue de Mons et du MLC (Metro Léger de Charleroi) plus la moindre trace visible de la ligne disparue, ni même du pont par-dessus la Sambre, que nous croyons détruit lors de la dernière guerre. En face, ce sont les extensions de FaFer (Fabrique de Fer) qui ont balayé ce qui restait de la ligne de Jumet, jusqu’au dernier moignon qui depuis Marchienne-Est subsista comme raccordement industriel jusqu’à la fin des années 70.