|
Les textes français sont insérés
entre les diverses rubriques. |
van SPOLETO naar NORCIA
Op de vanaf Orte overwegend enkelsporige hoofdlijn doorheen de Italiaanse regio Umbria, halfweg tussen Rome en Ancona, kom je langs het stadje Spoleto, zoals zoveel andere in deze regio mooi op een heuvel, aan de voet van het gebergte. De stad zelf heeft heel wat om te charmeren en is het vertrekpunt van enkele mooie wandelroutes, de bergflank op. Met daarbovenop de oude spoorwegzate naar Norcia, aan de voet van de Monti Sibillini, hartje Apennijnen, die in juli 2014 officieel werd ingehuldigd als toeristische piste op ruim driekwart van het volledige traject. Omwille van het bergachtige reliëf maar ook om budgettaire redenen kreeg de ruim 51 km lange Ferrovia Spoleto-Norcia (FSN) de in Italië gangbare smalspoorbreedte van 950 mm. Hoewel er al voor WO I plannen waren voor een stoomspoorlijn, werd ze pas in november 1926 in gebruik genomen en meteen elektrisch bereden. Maar de Italianen vinden de (nochtans terechte) vergelijking met de Zwitserse Rhätische Bahn maar niks en noemen haar vandaag “Il Gottardo dell’Umbria”, wat ruimschoots genoeg zegt over het bijzondere karakter van deze ex-spoorlijn, of toch van het meest spectaculaire gedeelte ervan.
Om een 51 km lange spoorwegtracé uit te kammen heb je ettelijke dagen nodig, en dus hebben wij ons noodgedwongen beperkt tot de meest tunnelrijke delen ervan. Toch denken wij een vrij getrouw beeld te kunnen schetsen van dit sinds juli 1968 verlaten spoortraject. De meeste aandacht gaat uiteraard naar de eerste 19 km voor de oversteek van de bergkam tussen Spoleto en de vallei van de Nera (Valnerina), zijrivier van de Tevere. Daarna gaat het 15 km stroomopwaarts langs de Nera, dan nog eens 10 km langs haar zijrivier de Corno, en tenslotte 7 km langs de Sordo tot Norcia. De verlenging naar Piediripa is er nooit gekomen, evenmin als de zijtak naar Cascia.
|
La ligne FSN reliant le bourg montagnard de Norcia à la gare FS de Spoleto fut inaugurée en novembre 1926 à l’écartement de 950 mm et d’emblée exploitée en traction électrique. En juillet 1968, un arrêté ministériel signa son arrêt de mort - beaucoup trop tôt pour que son haut potentiel touristique soit reconnu comme c'est le cas aujourd'hui, non plus comme chemin de fer mais comme piste touristique pour randonneurs et cyclistes. Raison pour laquelle elle a progressivement été (ré)aménagée à cet effet, tout particulièrement sur la section montagnarde de 19 km entre Spoleto et la vallée de la Nera: un tracé à flanc de coteau aux courbes serrées, comprenant plusieurs viaducs, de nombreux tunnels et trois parcours hélicoidaux que nous vous invitons à découvrir ci-après. |
Tot juli 1968 vertrok het elektrisch treintje aan het FS-station van Spoleto en bereikte al gauw het station Spoleto-Città, een stuk dichter bij het stadscentrum. Het eigenlijke tracé buiten de bebouwde kom begint pas een kilometer verder en krijgt al gauw bergachtige allures: een aantal scherpe bochten en een vrijwel constante stijging om over ruim 8 km op te klimmen van 330 bij vertrek tot 620 meter aan de halte Vallocchia, wat indertijd met elektrische tractie zowat een kwartier in beslag nam. Op zo’n 3 km voorbij Spoleto baant de spoorlijn zich een weg over de diepe ravijn van Cortaccione met een 120 meter lange viaduct, ingesloten tussen twee korte tunnels van resp. 57 m (Cortaccione 1) en 43 m (Cortaccione 2), volledig in de rots uitgehouwen en zonder gemetselde portalen. Van beneden gezien (hiernaast), maar ook van op afstand is het tot 60 meter hoge viaduct indrukwekkend, met zijn 4 grote bogen van 25 m elk.
|
1500 m au-delà de l’ancienne gare de départ, près de la gare FS de Spoleto (330 m), le tracé ferroviaire entame la longue montée de 8 km jusqu’au point culminant de la ligne, près de la halte de Vallocchia (620 m). Mais déjà, au km 3, un premier fleuron: le viaduc de 120 m à 4 arches traversant le profond ravin de Cortaccione (jusqu’à 60 m) et flanqué de deux courts tunnels (57 et 43 m) entièrement taillés dans le roc.
|
De laatste klim is de moeilijkste, want voorbij de halte Matrignano werd een volledige keerlus aangelegd dat eindigt met het 146 m lange viaduct van Caprareccia met 8 zijn grote bogen van 15 m (hieronder). Deze overspant tegelijk het begin van de keerlus en de voormalige hoofdbaan 395 naar de Valnerina over de Forca di Cerro (733 m).
Zo hoog moest de spoorlijn niet klimmen, want 1 km voorbij het gelijknamige station, vlak na de halte Vallochia (620 m), duikt het tracé in de 1936 m lange kaarsrechte Galleria di Caprareccia, ditmaal voorzien van gemetselde portalen, en mogelijk een van de langste verlaten smalspoortunnels van Europa.
|
De eerste tijd na de ontmanteling van de spoorlijn werd dit deel van het tracé grotendeels afgesloten. Zo ook de meeste viaducten en tunnels, en dus ook de lange tunnel van Caprareccia (hiernaast het toen nog afgesloten westelijke tunnelportaal, kant Spoleto - auteur onbekend). Rond de eeuwwisseling werden al deze kunstwerken opnieuw toegankelijk, behalve dan rond de halte Matrignano, waar men een omleidingsweg moest volgen om een groot privaat domein te omzeilen.
Pas rond 2014 werden de laatste hindernissen tussen Cortaccione en Caprareccia opgeheven in het kader van het grote rehabilitatieproject van de oude spoorzate als toeristische piste voor trekkers, wandelaars en fietsers. |
Traversant un décor sauvage et très reculé jusqu'au-delà de l’ancienne halte de Matrignano, la ligne efffectue une première pirouette avant de passer sur les 8 arches du viaduc suivant, long de 146 m et enjambant à la fois le début de l’hélicoidal et l’ancienne grand-route SS395 vers la vallée de la Nera, pour déboucher en gare de Caprareccia. Enfin, au-delà de la halte suivante, Vallocchia, il plonge dans le long souterrain rectiligne de Caprareccia (1936 m).
Pendant de longues années, cette belle section était interdite (et dûment barrée) de Cortaccione à Caprareccia, mais fut finalement intégrée à la piste touristique inaugurée en 2014. |
van CAPRARECCIA naar de VALNERINA
Het plannetje hierboven geeft meteen een idee van de afdaling naar de Valnerina, van 617 naar 289 meter. In vogelvlucht amper 1800 m vanaf het oostportaal van de tunnel van Caprareccia, maar via het spoorwegparcours – een waarachtig spaghettitracé uitgedacht door de Zwitserse ingenieur Erwin Thomann! – ruim 9 km tot het station S.Anatolia, beneden in de vallei van de Nera. Een afdaling die destijds ruim 20 minuten in beslag nam. Dit unieke tracé omvat niet minder dan vier scherpe keerlussen waarvan twee elicoidali, zes tunnels, vijf viaducten en een tiental kleine bruggen waarvan alle borstweringen, zo die nog aanwezig waren, enkele jaren terug vervangen werden door nieuwe. Qua tracé en qua infrastructuur minstens even indrukwekkend als de afdaling van Alp Grüm naar Poschiavo op de Zwitserse Berninaspoorlijn.
De afdaling begint kort na de tunnel, boven op de bergflank, met prachtige vergezichten over de vallei van de Nera, vooral in de winterperiode, wanneer bomen en struiken nog geen bladeren dragen. Tot de eerste keerlus is het wel eerst 1600 m stappen...
La carte ci-devant donne une idée de la descente vers la Valnerina, de 617 à 289 mètres d'altitude sur à peine 1800 m à vol d'oiseau, alors qu'il faut compter près de 9 km par l'ancien tracé, véritable spaghetti ferroviaire conçu par un ingénieur... suisse! Ce parcours unique comprend pas moins de quatre lacets, dont deux boucles hélicoidales, six tunnels, cinq viaducs et une dizaine de petits ouvrages qui ont récemment été équipés de nouveaux garde-fous. |
TORRE
Het eerste viaduct (Torre I, 50 m lang, 5 bogen) [1] markeert het begin van de open keerlus van Torre, met 500 meter verder de korte Galleria Torre (82 m) [2+3], gevolgd door het tweede viaduct (Torre II, 40 m, 5 bogen) [4]. Beide kunstwerken overspannen hetzelfde ravijn en liggen dus zowat naast elkaar, uiteraard op verschillende hoogte. Zo was Torre II van op Torre I steeds goed te onderscheiden, en vice-vesa, maar met de jaren wordt dit almaar lastiger als gevolg van de verdere bomengroei (foto hiernaast).
|
Dès la sortie du grand tunnel on entame la descente par un parcours offrant de magnifiques panoramas sur le val de Nera, très dégagés en période hivernale. 1600 mètres plus loin, le viaduc à cinq arches Torre I (50 m) [1] amorce le premier lacet, suivi en fin de boucle par un tunnel de 82 m (Galleria Torre) [2+3], pour aboutir au viaduc Torre II (40 m) [4], à cinq arches lui aussi. Les deux viaducs sont voisins et se superposent, ce qui permet de les découvrir de l'un à l'autre lorsque le feuillage n'est pas encore trop abondant.
|
TASSINARE 500 meter verder komen we aan het casello Tassinare. Dit verlaten baanwachtershuisje [5] ligt op ca. 520 meter hoogte, wat betekent dat we via het oude spoortracé al 100 m gedaald zijn. Kort daarop bereiken we het gelijknamige viaduct - met daarboven een prachtig vergezicht over de Valnerina [6] - en meteen het begin van de gesloten keerlus van Tassinare. Niet lang daarna duiken we in de Galleria Tassinare [7], die over een afstand van 326 m een halve cirkel beschrijft.
|
Zo komen we helemaal beneden terecht, aan de voet van het viaduct, waar het tunnelportaal als het ware tegen een van de hoge pijlers van het viaduct geplakt is, zeg maar gemetseld [8].
Pas hier besef je volop waarom het statige, 40 meter hoge en van heel ver zichtbare viaduct van Tassinare met zijn drie grote bogen zowat het orgelpunt is van de hele afdaling naar de Valnerina. |
GROTTI
|
OPVALLEND - Zoals o.m. op [10] en [12] hangen aan het gewelf van de meeste tunnels nog her en der ophangingsbeugels van de bovenleiding voor de elektrische tractie, ruim 45 jaar na de sluiting van de spoorlijn. Van hun kant zijn de hekken waarmee de tunnels jarenlang werden afgesloten [12] op heel wat plaatsen nog aanwezig.
|
Zo'n 600 m scheiden ons van de gesloten keerlus bij Grotti en het tunnelportaal van de Galleria Grotti I (234 m) [9, dan 10], meteen gevolgd door Grotti II (269 m) [11, dan 12]. Tussenin staat het korte perron van de halte Grotti [11] nog steeds te wachten op de schaarse reizigers die destijds via het smalle voetpad (helemaal rechts) vanuit het gelijknamige dorp het treintje wilden halen, ruim één kilometer daarvandaan. Zonder dat korte hiaat van amper 75 m tussen beide tunnels zouden ze allebei samen een complete keertunnel vormen.
VALLEGIANA
|
Encore 600 m, et nous atteignons le troisième lacet avec ses deux tunnels: Grotti I (234 m) [9+10] et Grotti II (269 m) [11+12]. Ensemble, ils pourraient former l'hélicoidal complet si ce n'était ce court hiatus de 75 m entre les deux, permettant jadis aux gens du village de prendre le train, et où le petit quai et son sentier d'accès sont toujours présents.
|
Zo komen we aan de open keerlus van de Vallegiana met de 454 meter lange Galleria Vallegiana [15], zo genoemd naar het diepe ravijn daar vlakbij, met daarin de gelijknamige stortbeek die helemaal boven op de bergflank ontspringt.
|
Zowat halfweg de volgende keerlus passeren we het casello di Mezzo [13] (de naam spreekt voor zich) en kort daarna een eerder bescheiden viaduct [14] boven hetzelfde ravijntje als het machtige Viadotto Tassinare, zij het alweer zo’n kleine 100 m lager op de afdaling langs de steile bergflank.
|
Au-delà du casello di Mezzo [13] et d'un viaduc de dimensions modestes [14] nous atteignons le quatrième lacet, formé par le souterrain de 454 m en fer à cheval de Vallegiana [15], entièrement taillé dans le roc. La belle échappée de jadis (photo ci-devant)) avec vue plongeante sur le portail inférieur [17] du tunnel est aujourd'hui masquée par une végétation abondante. Peu après, l'ancienne voie ferrée débouche sur la grande boucle de S.Martino, dont le tunnel de 201 m est hélas obstrué, la voûte ayant cédé juste derrière le portail d'entrée [18]. Les deux bouches du tunnel, barricadées, disparaissent de plus en plus derrière la végétation, tout comme le casello voisin du portail de sortie.
|
S.MARTINO
Als afsluiter volgt uiteindelijk de
grote bocht van S.Martino (zo’n 180°), zij het in mineur,
want na de brug vlak voor de tunnel die het begin van de bocht
markeert heeft de wandelaar geen andere keuze dan een smal kronkelend
pad te volgen doorheen de dichte bomengroei rondom de helling. In tegenstelling tot in 2006 is de
tunnel zelf (201 m) nu stevig afgesloten [18], naar verluidt wegens
bouwvalligheid. Een blik doorheen de hekken geeft meteen uitsluitsel: daar onmiddellijk achter is het gewelf ingestort en de doorgang compleet geblokkeerd! Aan de andere kant zijn de hekken van het tunnelportaal even hermetisch afgesloten, en wordt de site meer en meer aan het zicht onttrokken door de oprukkende vegetatie. Eenzelfde lot is het bouwvallige casello aan de voormalige halte S.Martino beschoren [19]. Vlak daarna volgt het driebogige
viaduct (30 m) over de Fosso delle Scentelle [20], waarna de zate - nu een landweg - nog goed te volgen is, alvast tot aan de kruising met de eerstvolgende verkeersweg.
|
Van de brug over de ‘Strada Regionale della Valnerina’ werd het metalen brugdek al lang geleden verwijderd, terwijl de landhoofden pas begin 2013 werden afgebroken. Kort daarna sluiten we dit deel van het tracé af aan het recent gerestaureerde station S.Anatolia-Scheggino (hierna op 29 april 2014), even opzij van de hoofdbaan, na een afdaling van zo’n 330 m vanaf de tunnel van Caprareccia.
|
Immédiatement après, dès le viaduc à trois arches sur le Fosso delle Scentelle, la plate-forme ferroviaire fait office de chemin de campagne jusqu'à l'ancien passage à niveau à mi-chemin de la route nationale de la Valnerina. Là, le tablier du pont ferroviaire a disparu depuis bien lontemps déjà, alors que ses culées n'ont été démolies qu'en 2013. L'ancienne gare de S.Anatolia-Scheggino, fraîchement restaurée (ci-devant), termine cette longue descente de 330 mètres sur les 9 km depuis le souterrain de Caprareccia. |
Van S.Anatolia naar Triponzo
door de VALNERINA |
le long de la Valnerina |
Het vervolgtracé voorbij het voormalige station S.Anatolia-Scheggino (km.19) loopt langs de drukke SS209, zij het op eigen bedding. Aanvankelijk toch, want eens voor bij het verlaten station Piedipaterno-Vallo di Nera (km.23) wordt de vallei zo smal dat er amper plaats over is voor de hoofdbaan - laat staan voor een apart spoorwegtracé - waardoor er voor de voormalige spoorlijn geen andere keus overbleef dan de rivier over te steken.
|
Meteen het begin van een volledig eigen tracé aan de voet van de overstaande valleiflank, stroomopwaarts langs de Nera en op die manier mooi gescheiden van de behoorlijk drukke hoofdbaan daar vlakbij (zie foto hiernaast).
|
Een schilderachtig en bijwijlen lommerrijk parcours langsheen steile rotswanden, al valt er de eerste vier kilometer weinig bijzonders te beleven, op een verlaten kerkje na (SS.Pietro e Paolo), verderop gevolgd door het uitwendig mooi gerestaureerde Casello Romita (km.25,3), ver van alles en iedereen.
Waarna de vallei nog meer versmalt, en uiteindelijk zo smal wordt dat naast de rivier alleen nog ruimte overblijft voor de SS209 zelf, en niet veel meer dan dat. En de spoorlijn dan? Op deze plek loopt ze door een 66 meter lange flanktunnel. Hoewel door iedereen als één geheel beschouwd is de Galleria Passo Stretto (km.27) in werkelijkheid opgebouwd uit twee kleine in de rots uitgehouwen tunnels, onderling verbonden door een overdekte galerij met vier grote boogvormige openingen, met zicht op de rivier en de baan daar rechtover.
Galleria Passo Stretto
de flankgalerij en hiernaast het noordportaal (27 april 2014) |
Het Casello Passo Stretto, zo’n 200 m verder, heeft eveneens een facelift ondergaan maar blijft vooralsnog potdicht. Wel is daarnaast recentelijk een overdekte en degelijk uitgeruste picnicplek aangelegd. Een welgekomen oase om even te bekomen van de aanhoudende regen die ons die namiddag wellustig onder handen nam.
|
Au-delà de S.Anatolia-Scheggino (km.19), après un parcours de 4 km le long de la SS209, mais en site propre, le tracé se détache de la grand-route à hauteur de l’ancienne gare de Piedipaterno-Vallo di Nera (km.23), traverse la Nera, et continue sur plus de 10 km, coincé entre la rivière et la flanc rocheux de la vallée. Après un parcours pittoresque et fort ombragé, la vallée se resserre et force l’ancienne voie ferrée de passer ce détroit dans le tunnel du Passo Stretto (km.27). Cet ouvrage de 60 mètres se compose en fait de deux courts tunnels taillés dans la roche et reliés entre eux par une galerie couverte à quatre grandes baies donnant sur la rivière coulant à ses pieds. 200 mètres plus loin, le ‘Casello Passo Stretto’, fraîchement repeint lors de notre passage, reste cependant clos, mais un large auvent sert d'abri et d'aire de pique-nique.
|
Twee kilometer, een hoge steunmuur en enkele uitgravingen met verticale rotswanden scheiden ons van het volgende hoogtepunt, twee korte tunnels kort achter elkaar (amper 30 meter) in een diep ingesneden en woeste rotsendecor, zij aan zij met de Nera: de Gallerie Lastre I (27 m) en Lastre II (26 m).
|
Allebei de tunnels zijn doorheen de rots uitgehouwen, aanvankelijk zonder gemetste portalen (zie postkaart hieronder). Dat deze er na verloop van tijd toch kwamen, kwestie van stabiliteit en veiligheid, heeft te maken met de sterk geplooide en soms verbrokkelde rotslagen, en uiteraard de gevoeligheid van Umbrië en de rest van Italië voor aardschokken. Toch behield het zuidportaal van Lastre II zijn oorspronkelijk uitzicht (zie foto hierboven).
|
Kort daarna is het haasje over met de Nera. Het loopvlak van de tweede brug (hierboven) lijkt jaren geleden al voor een deel heropgebouwd, zij het als voet- en fietspad.
Meteen daarop kom je op asfalt terecht, want tot aan het thans bewoonde station Borgo Cerreto-Sellano (km.31,7) is de lijnbedding in gebruik als lokale verkeersweg. |
Verderop beschrijft het spoortracé – hier terug als niet-verharde landweg – een aantal vrij scherpe bochten, met op km.32,3 de Galleria Cerreto (80 m) doorheen een uitspringende rotsformatie. Ruim één kilometer verder passeer je onder het recente viaduct van de SS685 naar Norcia (met een wegtunnel door de heuvel) en sta je kort daarop voor het zuidportaal (hiernaast, foto Ferrovie.it) van de Galleria Triponzo (km.33,7), eveneens in metselwerk. Deze 435 meter lange tunnel, tot voor kort nog afgesloten, beschrijft een uitgerokken hoefijzer en vormt de doorsteek tussen de vallei van de Nera en die van haar zijrivier, de Corno. |
Après deux kilomètres au pied de plusieurs parois rocheuses à la verticale nous atteignons un deuxième passage étroit,, rocheux et sauvage, où deux petits tunnels, à peine 30 mètres l'un de l'autre - Lastre I (27 m) et Lastre II (26 m) - sont creusés dans le roc, mais sans galerie intermédiaire cette fois-ci. Par endroits la roche est à ce point instable et tourmentée par des mouvements sismiques qu’il a fallu ajouter plusieurs portails en pierre de taille. Puis, après avoir traversé deux fois la Nera, la plate-forme ferroviaire se trouve convertie en route locale asphaltée. Au-delà de l'ancienne gare de Borgo Cerreto-Sellano (km.31,7) aujourd'hui habitée, le tracé sinueux redevenu chemin de campagne traverse un éperon rocheux par le tunnel de Cerreto (80 m), passe sous le viaduc de la SS685 vers Norcia, puis s'engouffre dans le souterrain en fer à cheval de Triponzo (435 m), permettant ainsi de passer de la vallée de la Nera (km.33,7) à celle de son affluent le Corno.
|
langs de CORNO150 meter voorbij de tunnel ligt het jarenlang verwaarloosd gebouw van het station Triponzo-Visso (km.34,35) - Visso is een klein stadje op zo’n kleine 20 km! Het dorpje Triponzo, langs de SS209, ligt hoog boven de samenvloeiing van beide rivieren en dus ook de voormalige spoorlijn. In vogelvlucht ligt het station zo’n 600 meter verderop, maar was alleen bereikbaar via een in de rots uitgehouwen smal steil pad met een houten loopbrug over de Corno. Deze werd meer dan eens door het kolkende water meegesleurd, zodat de inwoners telkens weer naar het station Borgo Cerreto-Sellano moesten, en dan maar bleven gaan, zo’n 3 km daarvandaan! En zo werd Triponzo-Visso een station zonder reizigers, en vandaag alleen bereikbaar via de voormalige spoorlijn, doorheen de tunnel. Deze was jarenlang met hekken afgesloten, maar werd enkele jaren terug dan toch toegankelijk gemaakt voor wandelaars en tweewielers.
|
Verderop stroomt de Corno over een 2-tal km doorheen een donkere, diepe canyon met steile rotswanden, met amper wat ruimte voor de spoorlijn en de parallel lopende tweevaksbaan. Deze, de ex-SS320 van Triponzo naar Cascia, werd grotendeels aangelegd op het tracé van de antieke Via Nursina, naar verluidt tot in de 19e eeuw de enige link tussen Norcia en de Valnerina. Einde de jaren 90 werd de smalle SS320 een onderdeel van de Strada Statale delle Tre Valli Umbre (SS685) en kreeg ze een nieuw en breder tracé dat halfweg tussen Borgo Cerreto en Triponzo aantakt op de SS209, met een groot viaduct over de vallei van de Nera en de oude spoorzate.
|
Op de andere oever loopt de oude spoorzate, nu wandelpad, aan de voet van de steile valleiwand. Ruim 800 meter voorbij Triponzo-Visso verdwijnt ze in een 109 meter lange tunnel zonder portalen (Balza Tagliata 1), volledig in de rots uitgehouwen. Vlak daarna vervoegt ze de thans verlaten ex-SS320, tot voorbij de Balza, waar ze op km.35,6 in een tweede tunnel duikt (Balza Tagliata 2, 222 m), ditmaal in metselwerk en met een portaal aan elk uiteinde.
Zoals verderop langs de Corno waren deze tunnels jarenlang aan beide kanten dichtgemetseld, zij het met ijzeren deuren, en dienden als champignonkelders. Maar inmiddels waren ze weer verlaten - een avontuurlijk parcours doorheen half openstaande deuren en duistere tunnelpijpen vol rommel! Enkele jaren geleden werden deze muren afgebroken en de spoorzate heringericht - met infoplaatjes aan elke tunnel en elk viaduct!
Kort na de tunnel, ter hoogte van de brug van de nieuwe SS685, is de spoorbedding afgegraven maar het tracé loopt verder door. Niet lang daarna vinden we de oude zate terug, met een landelijk traject van zo’n 800 meter doorheen een verbreding van de vallei, tot aan een stenen spoorbrug over de Corno vlakbij de ‘Casa Volpetti’.
resp. Noord- en Zuidportaal van de tweede tunnel (Balza Tagliata 2) (27 april 2014)
|
Voorbij dit laatste punt versmalt de vallei opnieuw en is het nauwelijks nog mogelijk de oude spoorwegbedding terug te vinden, toch niet zonder nauwkeurige informatie over het exacte tracé ervan.
De la Valnerina à la vallée du Corno
Au-delà du tunnel, c’est l’entrée en gare de Triponzo-Visso, bien loin du village situé sur les hauteurs, et jadis uniquement accessible par un étroit sentier taillé dans le roc. Mais lorsqu’à chaque forte crue la passerelle traversant le Corno se vit emportée par les flots, les villageois prirent l’habitude de prendre le train à Borgo Cerreto, 3 km plus loin. Dès lors, cette gare aujourd'hui fort délabrée n’est accessible que par l’ancien tracé après passage dans le tunnel. En amont, sur 2 km, le Corno traverse un canyon fort étroit et obscur, aux parois verticales et laissant à peine l'espace nécessaire pour le chemin de fer et l’étroite chaussée parallèle. Celle-ci, l’ex-SS320 vers Norcia, suit l’antique Via Nursina, seul lien vers l’arrière-pays jusqu’au 19e siècle. Plus récemment cette route, renumérotée SS685, reçut un tracé plus direct, quittant la Valnerina peu avant Triponzo et traversant la colline par un tunnel de 1200 m pour retrouver l’ex-SS320 près de la ‘Balza Tagliata’. Cet étroit passage, taillé dans la paroi rocheuse et permettant tout juste le passage d’une mule et de son accompagnateur, serait un des derniers restants de la vénérable Via Nursina. En face, le tracé ferroviaire traverse un tunnel de 109 m sans portails (Balza Tagliata 1), creusé dans le roc, avant d'être rejoint par l’ex-SS traversant le torrent sur un pont en pierre de taille. Passé le ‘roc entaillé’, l’ancienne ligne plonge dans le tunnel Balza Tagliata 2 (222 m, avec portails).
Comme ailleurs dans la vallée, ces tunnels furent murés, avec une porte métallique à chaque extrémité, pour servir de champignonnière avant de se voir abandonnés une fois de plus. Depuis, la traversée de ces galeries obscures où traînaient des objets hétéroclites frisait l’aventure. Ce n’est que récemment que ces murs furent démolis, lors de l’aménagement de l'ancien tracé en chemin de randonnée.
Au-delà du pont de la SS685, la vallée s’élargit et nous retrouvons bientôt la plate-forme ferroviaire presque rectiligne sur 800 m, jusqu’au lieu-dit ‘Casa Volpetti’, avant de la perdre dans un nouveau resserrement de la vallée. |