OUDE STELPLAATSEN IN WALLONIË |
|
Anciens dépôts vicinaux en Région Wallonne
|
LIÈGE & LUXEMBOURG |
|
Houffalize (prov.Luxembourg)
Zoals op tal van andere plaatsen in de Belgische Ardennen lag de stelplaats Houffalize aan het uiteinde van een korte buurtlijn (11 km) die als enig doel had dit afgelegen stadje te ontsluiten. Want Houffalize had pech: gelegen in de diep ingesneden vallei van de Ourthe Orientale werd ze straal genegeerd door het 'grote' spoor dat om evidente redenen op het plateau bleef. En dus moest Houffalize het stellen met het 'kortste' traject naar het station Bourcy op lijn 163, toen nog van Libramont naar Gouvy (en later S.Vith) . De stelplaats, geprangd in de smalle vallei, was dan ook niet bijzonder groot, maar wel goed uitgerust met stationsgebouw, waterreservoir, magazijn, lokomotief- en rijtuigenloodsen, en ook een eigen onderhoudswerkplaats.
|
HOUFFALIZE - centraal staat het vooroorlogse station - daaronder vlnr de rijtuigenloods, het waterreservoir en de lokomotievenloods
|
Einde 1944 sloeg het noodlot toe en werd Houffalize, evenals Sankt Vith en tal van andere plaatsen in die regio bijna compleet van de kaart geveegd tijdens het Ardenneroffensief. Evenzo de buurtspoorwegstelplaats, die grotendeels heropgebouiwd moest worden. De lokomotievenloods met werkplaats kon hersteld worden, alsook de nochtans zwaar beschadigde rijtuigenloods, maar het reservoir werd verder afgebroken. Wel kwam er een gloednieuw stationsgebouw (hiernaast op 12 augustus 2010).
De reizigersdienst, enkel nog met autorails, reed voor het laatst in de winter 1955-56. Ruim drie jaar later werd ook de goederenbediening stopgezet. In augustus 1959 reed het laatste konvooi naar Bourcy met wat overbleef aan spoorrijtuigen. |
Tegenwoordig is Houffalize een van de zes busdepots van de Belgische Ardennen (een paar kleine garages zoals Wellin en Manhay niet meegeteld). De oude rijtuigenloods diende nog jarenlang als garage voor de plaatselijke brandweer (zoals in Alle) maar is vandaag evengoed verlaten. Het naoorlogse stationsgebouw (hierboven) dient vandaag nog steeds voor de Waalse TEC, al werd later, nadat de sporen verdwenen waren, daar vlak naast een grote garage gebouwd voor de verschillende busdiensten die vandaag straalsgewijs vanuit Houffalize rijden (hieronder links in de verte).
Op het voormalige spoorwegtracé werd de Rue Moulin-Lemaire aangelegd (links). Hierbij werd de metalen brug naast de loods vervangen door een veel breder betonnen exemplaar. In de verte zie je de huidige busgarage (naast het naoorlogse stationsgebouw).
Au loin, sur la vue de gauche, prise depuis l'ancien tracé, le garage des autobus TEC, nouvellement construit en face de la gare d'après-guerre.
De lokomotievenloods (rechts) is het enige oorspronkelijke gebouw van de stelplaats Houffalize en werd na jarenlang gebruik door de brandweer begin deze eeuw verlaten. De foto dateert van 12 augustus 2010 maar het gebouw staat er vandaag nog (2023).
Au loin, sur la vue de gauche, prise depuis l'ancien tracé, le garage des autobus TEC, nouvellement construit en face de la gare d'après-guerre.
De lokomotievenloods (rechts) is het enige oorspronkelijke gebouw van de stelplaats Houffalize en werd na jarenlang gebruik door de brandweer begin deze eeuw verlaten. De foto dateert van 12 augustus 2010 maar het gebouw staat er vandaag nog (2023).
Situé au bout de la ligne vicinale de 11 km depuis Bourcy (sur la ligne SNCB163), le dépôt de Houffalize se trouvait bien à l'étroit dans la profonde vallée de l'Ourthe Orientale. Victime de la Bataille des Ardennes, il fut presque totalement détruit en 1944-45. Seule la grande remise des locomotives, y compris l'atelier, échappa au désastre. Après l'abandon total du vicinal en 1959, le dépôt resta actif pour le garage et l'entretien des autobus SNCV, puis TEC. Quant à la remise du vicinal, toujours en place aujourd'hui, elle est abandonnée après plusieurs décennies comme hangar pour le service d'incendie de la ville.
|
LIÈGE |
LIERNEUX - GLONS - WIHOGNE - OREYE - WAREMME - HANNUT - ENVOZ - JEMEPPE-S/MEUSE - VILLENCOURT - WARZÉE - COMBLAIN-AU-PONT - POULSEUR - TROOZ - TIÈGE - EYNATTEN
BASSENGE - ANS - WANZE - VERLAINE - GOÉ |
Lierneux
Lierneux, aan de voet van het plateau van Fraiture, is een ietwat groter dorp in een bizarre uitstulping van de provincie Liège. Begin de 20e eeuw kreeg het warempel een eigen buurtlijn, zij het naar Vielsalm, met aansluiting naar Luik via spoorlijn 42. Hoewel deze grotendeels in de provincie Luxembourg lag, en later ook door deze NMVB-groep werd uitgebaat, kwam de stelplaats in Lierneux, met een statig stationsgebouw, het obligate waterreservoir, twee grote loodsen en een kleine werkplaats.
Deze geïsoleerde buurtlijn kende nooit veel trafiek, op de houttransporten na, en midden de jaren 30 werd de reizigersdienst zelfs verbust. Maar na de oorlog reed de spoordienst opnieuw, met drie retourritten in 1947, en zelfs 4 à 5 in de loop van de jaren 50. |
Op 28 september 1958 keerde de bus terug, ditmaal voorgoed. Het houttransport verdween nog geen jaar later, halfweg 1959. Wel fungeerde de stelplaats nog een tijdje als busdepot, waarna de gemeente het geheel overnam voor haar eigen diensten. Tussenin werd het waterreservoir afgebroken, en zag het ernaar uit dat de oude loodsen aan hun lot werden overgelaten (hiernaast op 26 juni 1999).
|
Begin deze eeuw werden de loodsen dan toch grondig gerenoveerd, gelukkig zonder al te ingrijpende verbouwingen (hiernaast op 25 oktober 2012). Gelijk werd het geheel opgefleurd met een kinder-speelplein en een oude aanhangwagen van de Gentse tramwegen (hieronder), kwestie van het buurtspoorwegverleden van de site extra in de verf te zetten. Vandaag herbergt de kleine werkplaats (links) een restaurant, met de toepasselijke naam "L'Atelier".
|
Malgré un trafic fort modeste, hormis celui du bois, et même sa 'bussification' au cours des années 30, très temporaire, nous la retrouvons saine et sauve au lendemain de la dernière guerre, les autorails ayant entre-temps pris la relève. Le couperet tomba à la fin des années 50, pour les voyageurs d'abord (1958), les marchandises moins d'un an plus tard (1959). Quelque temps après le retour des bus, le dépôt fut abandonné et repris par la commune pour y installer ses services. Au début de ce siècle, les deux grandes remises furent profondément restaurées, toutefois sans trop altérer leur physionomie extérieure, l'ajoût d'une ancienne remorque des tramways Gantois (ci-contre) devant ponctuer quelque peu la mémoire vicinale de ce lieu.
|
Glons
De stelplaats Glons, een van de oudste van de provincie (1893), lag op kop van de buurtlijn naar Bassenge en Maastricht, doorheen de schilderachtige vallei van de Jeker. Merkwaardig genoeg lag ze - voorbij Glons en Boirs - voor het grootste deel in de provincie Limburg. Pas in 1963 werd dit deel van de vallei naar de provincie Liège overgeheveld, zij het vele jaren na het einde van deze internationale buurtlijn. Het emplacement van deze stelplaats, vlak naast spoorlijn 34 Liège-Hasselt, is vandaag bijna volledig ingenomen door allerhande bebouwing, veelal woonhuizen en bijhorende tuintjes. Vooral de oude remise is als dusdanig vrijwel onherkenbaar. Alleen het stationsgebouw staat nog fier rechtop, zo goed als intact, vlak naast het NMBS-station.
|
|
Wihogne
Iets meer dan halfweg tussen Liège/Luik en Tongeren, vlakbij de huidige gewestgrens, op wat voor beide provincies de allerlaatste volwaardige buurtlijn zou worden, tot einde 1961. Aanvankelijk ging het vanuit de vurige stede niet verder dan deze stelplaats, maar toen de lijn werd doorgetrokken, met een grotere stelplaats in elk van beide steden, verloor Wihogne aan belang, en zou naar het einde toe nog enkel dienen voor het stallen van reserverijtuigen. Vandaag heeft een drukke bloemen- en tuinzaak het emplacement ingenomen en geleidelijk heringericht, waardoor het nog bestaande waterreservoir (annex magazijn) vandaag niet meer als dusdanig herkenbaar is. Wat gelukkig nog wel het geval is voor de vier loodsen en het stationsgebouw langsheen de Tongersesteenweg.
|
|
Oreye
|
|
De buurtspoorwegstelplaats Oreye, zowat halfweg op de 35 km lange elektrische buurtlijn tussen Liège en St-Truiden, was ook het vertrekpunt van de zijlijnen naar Waremme en Borgloon/ Kortessem. Zoals op tal van andere locaties werd ook deze stelplaats in twee gedeeld. Vooraan het stationsgebouw en zowat een derde van het emplacement ten behoeve van de TEC-bussen. Achteraan, op de rest van het uitgestrekte stelplaatsterrein waarop een bouwonderneming zich gevestigd heeft, bevonden zich de rijtuig- en locomotiefloodsen, waarvan in april 2018 alleen deze laatste nog overeind stond, terwijl de twee andere duidelijk nog maar pas waren afgebroken. Langs de zijkant staat nog steeds de oude waterpomp met kolenmagazijn, en pal in het midden van het hele emplacement het wel heel opvallende gebouw van (wat wij aannemen) het voormalige elektrische onderstation. Welk lot de resterende gebouwen van deze al bij al nog vrij volledige stelplaats beschoren is zal ons wellicht pas later dit jaar duidelijk worden.
|
NOOT - Van de eerste stelplaats, destijds opgericht door de compagnie Ans-Oreye, amper 150 meter verderop richting Liège, blijft niets meer over, en het emplacement is vandaag volledig ingenomen door bewoning en achtertuinen.
|
Waremme (thans verdwenen-disparu)
Veel beweging valt hier op 18 november 2009 niet meer te bespeuren. Hoe kan men zich nog voorstellen hoe druk het was hier in WAREMME, elk najaar opnieuw? Nochtans draait de suikerbietencampagne in Haspengouw dan op volle toeren. Maar de rasperij even verderop is al enkele decennia dicht – en intussen uit het landschap verdwenen, zoals voordien ook de buurtspoorlijnen én de stelplaats. Het personeel, de sporen, de werkplaats, de stelplaats, een na een verdwenen ze. Alleen het stationsgebouw en een goederenmagazijn bleven overeind en vonden een andere gebruiker. Tot ook deze er de brui aan gaf – tenzij de brand in het verlaten gebouw daar voor iets tussen zat. Hoe dan ook, in 2009 stond dit relict uit een ander tijdperk eenzaam te verkommeren, vlak naast het gerenoveerde NMBS-station, en oogde de toekomst hoogst onzeker. En inderdaad, enkele jaren later werd de hele site platgelegd voor een nieuwe woonblok en een bijkomend parkeerterrein voor... treinforensen.
|
Hannut
De stelplaats Hannut, pal tegen het toenmalige spoorwegstation (lijn 127), lag op het knooppunt van buurtlijnen naar St-Truiden, Verlaine/Jemeppe-sur-Meuse, en Forville/Namur. Een belangrijk knooppunt dus, niet zozeer voor reizigersverkeer in deze landelijke regio, dan wel voor het vervoer van steenkool en in het najaar vooral suikerbieten en pulp naar en van de talrijke suikerfabriekjes en rasperijen in oostelijk Haspengouw. Dankzij deze trafiek bleef de stelplaats in dienst tot het einde van de jaren 50, daar waar de reizigersdiensten in de naoorlogse jaren een na een wegvielen, tot midden de jaren 50. Na het einde van de spoorexploitatie werd Hannut niet verder gebruikt als busgarage, te meer daar begin de jaren 50 een nieuwe busdepot was ingeplant op het voormalige knooppunt Omal een eindje verder.
|
Wat overbleef van de stelplaats Hannut op 28 juli 1967, op het voormalige buurtstation na - helemaal rechts de loods voor de stoomloks
ce qui restait du dépôt de Hannut en 1967, mis à part la gare vicinale à l'autre bout du terrain, avec à droite l'ancienne remise aux locomotives |
In tegenstelling tot de uit de kluiten gewassen stelplaats Verlaine in Luiks Haspengouw was Hannut een gewone stelplaats, met het buurtstation vlakbij het NMBS-station, het waterreservoir en twee loodsen aan het andere uiteinde van het emplacement (hierboven). Afgezien van het al langer afgebroken reservoir waren de overige gebouwen nog intact in 2012. Jammer genoeg werden beide loodsen, tot dan in gebruik door een garagebedrijf, kort daarna afgebroken om plaats te ruimen voor moderne woningbouw. De laatste getuige, het buurtstation, staat er echter nog en is bewoond (hieronder), maar bijna volledig aan het zicht onttrokken door de weelderige bomengroei die het stelplaatsterrein voor het grootste deel heeft ingepalmd.
Le dépôt de Hannut, à l’intersection des lignes vicinales vers Namur, Jemeppe-s/Meuse et Sint-Truiden, et située près de la gare du chemin de fer 127 était jadis une importante plaque tournante, surtout pour le trafic de charbon et (en arrière-saison) de betteraves et de pulpe vers et depuis les nombreuses petites sucreries et raperies de Hesbaye, presque toutes disparues depuis. L’arrêt de ce trafic à la fin des années 50 signa du coup la fin du dépôt, qui ne fut pas converti en garage pour autobus, celui-ci ayant été établi sur le site d’Omal, tout proche, au début des années 50. Qu’en reste-t-il aujourd’hui? Le château d’eau fut le premier à faire les frais de l’abandon. Mais ce n’est que vers 2014 que les deux grandes remises furent rasées pour de nouvelles constructions. Seule reste aujourd’hui la gare vicinale (ci-contre), blottie derrière le bosquet qui a envahi la majeure partie de l’ancien dépôt. |
Wie kon toen vermoeden dat deze voormalige buurtspoorwegloods en de lokomotievenloods daarachter amper enkele jaren later zouden worden afgebroken? (11 oktober 2012) Qui pouvait se douter que, 2 ans plus tard, ce bel ensemble - y compris l'ancienne remise aux locomotives - serait complètement détruit? |
Stelplaats Envoz, halfweg tussen Bierwart en Statte (Huy), lag er op 1 maart 1972 verlaten bij. Ruim 40 jaar later zijn de verschillende gebouwen elk apart bewoond of in gebruik, maar heeft het stationsgebouw vooral aan straatkant zijn oorspronkelijk karakter behouden (11 oktober 2012).
Déjà à l'abandon en 1972, le dépôt d'Envoz (Couthuin) est aujourd'hui habité, mais garde en grande partie son caractère vicinal d'origine.
Déjà à l'abandon en 1972, le dépôt d'Envoz (Couthuin) est aujourd'hui habité, mais garde en grande partie son caractère vicinal d'origine.
Jemeppe-s/Meuse
Jemeppe-sur-Meuse was het eindpunt van twee elektrische lijnen (naar Hollogne/Liège en Verlaine), met een stationsgebouw en een dienstgebouw met wachtzaal, rechtover het inmiddels verdwenen spoorwegstation van de Nord-Belge, en verderop een waterreservoir met kolenmagazijn. Ooit zouden daar ook twee loodsen gestaan hebben, zij het voor de goederendienst naar Mons/Crotteux, terwijl de reizigersdiensten steevast de stelplaatsen Verlaine en Saint-Gilles als standplaats hadden. Beide langgerekte emplacementen (spoor én buurtspoor) zijn vandaag grotendeels ingenomen door een supermarkt. Alleen die twee gebouwen van het buurtspoor staan er nog (26 januari 2018) maar spelen geen rol meer voor de bussen van de TEC.
Terminus de deux lignes électriques (Liège et Verlaine), Jemeppe disposait d’une gare vicinale et d’un bâtiment de service avec salle d’attente, situées en face de l’ancienne gare du Nord-Belge. Au-delà il y avait aussi un château d'eau avec magasin au charbon, ainsi que deux remises principalement affectées à la desserte marchandises vers Mons et Crotteux. Toutes ces voies ont disparu, laissant la place à un supermarché. Seuls les bâtiments d'accueil du vicinal y sont encore (ci-devant), mais n’ont plus rien à voir avec les bus du TEC. |
Villencourt (verdwenen-disparu)
Mysterie, avontuur, nieuwe ontdekkingen, dit alles op onze zoektocht naar de voormalige NMVB-stelplaats Villencourt, wellicht de meest afgelegen van het toenmalige buurtspoorwegnet, op de buurtlijn van Val-St-Lambert (Seraing) naar Neuville en Clavier, hartje Condroz. Villencourt is geen dorp, niet eens een gehucht, maar een plek in het bos, in de gelijknamige vallei, ver van alle bewoning, op een verlaten hoeve na, en alleen bereikbaar via een hobbelig kasseitje. De stelplaats lag niet ver van de bekende kristalfabrieken, en wij nemen aan dat er in die industriële omgeving nergens anders voldoende ruimte was.
|
Al goed dat we op een oude stafkaart de site van deze langgerekte stelplaats eenduidig konden bepalen, want deze is vandaag volledig ingenomen door bos. Van beide loodsen valt niets meer te bespeuren, op een betonnen vloerplaat na, met daarin een opgevulde schouwput. Daarnaast de restanten van een dienstgebouwtje, met hier en daar wat bouwpuin rondom, grotendeels overwoekerd tussen het struikgewas (foto's hieronder). Je moet al heel goed weten wat je zoekt, en vooral wáár, om hierin de overblijfselen van de stelplaats Villencourt te herkennen. Na het einde van de spoorexploitatie in 1952 was het hele gebied rond de spoorlijn, tot Neuville, volledig afgesloten als privé jachtgebied, waarvan hier en daar nog afsluitingen te zien zijn, vooral langsheen het riviertje. Wat in die periode met de stelplaats zelf gebeurd is mag joost weten.
Het hele tracé langs de Ruisseau de Villencourt en de Ruisseau du Fond du Bois de l’Abbaye (oef), geprangd tussen de steile wanden van deze diep ingesneden vallei, biedt een mooie asfaltloze wandeling van Val-St-Lambert tot in Neuville (Neupré), boven op het Condruzische plateau. 7 km lang ben je er vrijwel alleen, op een zeldzame wandelaar of fietser na. Een aanrader voor wie houdt van heerlijke rust langsheen een snelstromend riviertje, maar voorzie vanuit Neuville-en-Condroz wel een bus voor de terugkeer (TEC lijn 94) – tenzij je langs dezelfde weg terug naar af wilt.
|
Aujourd'hui, le tracé vicinal de 7 km en sous-bois, de Val-St-Lambert à Neuville (Neupré), vaut la randonnée, au fond de la vallée très encaissée des Ruisseaux de Villencourt et du Fond du Bois de l’Abbaye. Difficile toutefois de couper court, à moins de refaire le parcours complet en sens inverse. Sinon, prévoir un bus TEC (ligne 94) pour le retour depuis Neuville-en-Condroz.
. |
Warzée
Deze stelplaats was de derde in haar soort op de 26 km lange buurtlijn van Clavier naar Comblain-au-Pont, die op elk van beide eindpunten reeds over een stelplaats beschikte. Daar bij elke nieuwe buurtlijn in principe ook een nieuwe stelplaats hoorde, gaan we ervan uit dat deze gebouwd werd voor de in 1914 geopende lijn naar Boncelles (na de oorlog verlengd naar Ougrée).
Op beide buurtlijnen werd de reizigersdienst einde 1947 opgedoekt, de goederenbediening amper 2 jaar later – allicht de laatste spooractiviteit in Warzée. Van de vier stelplaatsen in de Luikse Condroz (Villencourt, Clavier, Warzée en Comblain) is Warzée de enige overlever. De installaties waren vrij ruim opgevat, met grote loodsen en een (schilders)werkplaats, en uiteraard een stationsgebouw en een magazijn annex waterreservoir. Zoals op veel andere plaatsen is alleen deze laatste verdwenen. Alle andere gebouwen staan er nog en dienen nu voor de busexploitatie door de TEC.
|
WARZEE, 22 maart 2012: geen geluk, de bussen wachten op het piekuur en staan in de weg - op 9 juli 2019 (rechts) zijn ze gelukkig op de baan
A gauche, pas de chance: les bus attendent l'heure de pointe (2012) - à droite par contre ils sont tous partis prendre du service (2019)
A gauche, pas de chance: les bus attendent l'heure de pointe (2012) - à droite par contre ils sont tous partis prendre du service (2019)
Comme la ligne vicinale de Clavier à Warzée et Comblain-au-Pont (26 km) disposait déjà d’un dépôt à chacune de ses extrémités, on peut raisonnablement conclure que celui de Warzée était avant tout destiné à la ligne vers Boncelles, ouverte en 1914 et prolongée plus tard en direction d’Ougrée. Sur ces deux lignes, la desserte voyageurs fut supprimée en 1947, celle des marchandises à peine deux ans plus tard. Néanmoins, des quatre dépôts du Condroz Liégeois, seul celui de Warzée a survécu comme garage pour autobus. De tous les bâtiments de l’époque vicinale, seul le réservoir a disparu. Les grandes remises, la gare, le magasin et l'atelier, tous en bon état, sont toujours en place pour l’exploitation routière par le TEC.
|
Comblain-au-Pont
Ook al is er hier en daar wat aan verbouwd, oogt de stelplaats van Comblain-au-Pont, op de voormalige buurtlijn naar Ouffet en Clavier, nog relatief intact. En als je niet te nauw kijkt vang je in een uithoek zelfs nog een glimp op van de ooit zo typische buurtspoorwegsfeer van weleer. Vandaag doet dit emplacement wel nog dienst als stelplaats, zij het voor de bussen van TCM, in opdracht van de Waalse TEC (foto's 2007, 2011 en 2017).
|
|
Poulseur
Vanuit de stelplaats Poulseur, vlak naast het NMBS-station, vertrok de buurtlijn naar Sprimont, een van de oudste van de NMVB. Door de aanwezigheid van heel wat steengroeven werd ze aangelegd met normaalspoor als rechtstreekse verbinding met de 'grote' spoorweg. Later werd ze verlengd tot Trooz waar ook een stelplaats lag, maar slechts tot in de jaren 30. Het baanvak naar Sprimont overleefde echter tot in 1965, zij het enkel nog voor zwaar goederenverkeer en nog steeds met normaalsporige stoomlocomotieven van de NMVB. Het einde van de exploitatie betekende meteen de sluiting van de stelplaats, die al gauw van de hand gedaan werd. Alle loodsen staan er echter nog en maken vandaag deel uit van een Citroëngarage. Het valt op dat deze stelplaats geen stationsgebouw had, en ook geen waterreservoir. Blijkbaar werd door de nabijheid van de Ourthe het water voor de stoomloks gewoon uit de rivier gepompt.
|
POULSEUR - overzicht van de stelplaats, vlak naast het NMBS-station. Mogelijk diende het langwerpige gebouw achteraan (cfr. hieronder, op 12 april 2017) als rijtuigenloods en/of als schilderswerkplaats.
Le long bâtiment tout au fond (et ci-après en 2017) était la remise aux voitures, ou peut-être l'atelier de peinture POULSEUR - let op de oorspronkelijke bouwstijl van de loodsen en
op de uitstekende nok voor de rook van de stoomlocomotieven |
Point de départ de la ligne vicinale à voie normale vers Sprimont (et par après vers Trooz, jusque dans les années 30), une des plus anciennes de la SNCV, le dépôt de Poulseur survécut en trafic marchandises jusqu’en 1965, comme tout dernier dépôt de la SNCV uniquement consacré à la traction vapeur. Curieusement, pas de gare vicinale ni de réservoir sur ce site, l’Ourthe toute proche fournissant directement l’eau nécessaire aux locomotives. Abandonnées dès l’arrêt de l’exploitation, les remises servent aujourd’hui pour un garage Citroën.
|
Trooz
|
Op 22 augustus 1983 was de stelplaats TROOZ nog vrijwel intact, al werd deze normaalsporige buurtlijn uit Sprimont (en Poulseur) al in de jaren 30 uitgebroken. Vandaag echter staat alleen het stationsgebouw nog recht (12 april 2017).
Du dépôt de Trooz ne reste que la gare vicinale (12 avril 2017). 35 ans plus tôt le site était encore intact, alors que le démontage de la ligne vers Sprimont date déjà des années 30. |
Tiège
stelplaats TIÈGE - links de hoek van de grote rijtuigenloods
à gauche l'angle de la grande remise (12 avril 2017) |
De stelplaats Tiège lag op de ietwat geïsoleerde buurtlijn van Spa naar Heusy, waar ze echter aansloot op het toenmalige stadsnet van Verviers. In de beginperiode, rond 1910, werd enkel van Spa naar Tiège elektrisch gereden. Het baanvak naar Heusy, voorlopig met stoom, volgde een paar jaar later. Gelijk met haar stelplaats gold ze als de hoogste elektrische lijn van het buurtnet (tot ca. 370 m), op de flank van het massief van de Hoge Venen. Helaas ging deze schilderachtige lijn reeds midden 1952 ten onder, waarna de stelplaats nog een tijdje in dienst bleef als busdepot, tot in 1971. Later werd de site overgenomen door een bouwbedrijf, maar huisvest nu een 'centrum' voor oldtimer auto's. Het mooie stationsgebouw met zijn langwerpige dienstvleugel is nog steeds in goede staat. Van de grote rijtuigenloods daar tegenover bleven na grondige renovatiewerken alleen de muren uit het NMVB-tijdperk bewaard (helemaal links op de 1e foto hiernaast). Vermits hier van meet af aan elektrisch gereden werd, was er geen waterreservoir, zelfs niet voor de voorlopige stoomdienst. |
De benaming van deze stelplaats varieert nogal naargelang het geraadpleegde document: Tiège, Sart, Balmoral… Zelf ligt ze op amper 800 m van de bekende site van Balmoral, vlak buiten Spa, maar wel op de toenmalige gemeente Sart-lez-Spa, met Tiège als dichtst gelegen woonkern. In haar dienstregelingen vond de NMVB het echter geraadzaam om gewoon “dépôt” te vermelden, zonder meer. Tot de verbussing in 1952: dan werd het ineens 'dépôt de Balmoral'. Wij houden het echter bij de geografisch correcte benaming ‘Tiège’.
Let op de palen van de toegangshekken tot de site (hiernaast), waarvoor de bovenste helft van oude bovenleidingsmasten gebruikt werden, zoals er aan het eindpunt van het stadsnet van Verviers in Heusy nog twee overbleven (hieronder) tot in 1969, laatste jaar van de tramexploitatie aldaar. de volledige foto vind je in de archiefrubriek
|
Le dépôt de Tiège servit uniquement à la ligne vicinale électrique relativement isolée de Spa à Heusy, où elle se connectait au réseau urbain de Verviers, métrique lui aussi. Cette ligne pittoresque, en vue du massif des Hautes Fagnes et culminant à 370 m d’altitude, était la plus élevée du réseau vicinal électrique, mais disparut déjà en 1952. Dès lors, comme un peu partout ailleurs, le dépôt servit comme garage pour autobus, jusqu'en 1971, et fut par après repris par une entreprise de construction. A l'heure qu'il est c'est un 'centre' d'anciennes automobiles qui s'y est installé. Alors que la belle gare vicinale est restée intacte, le toit et les portes de la grande remise furent renouvelées de fond en comble, ne laissant que les murs d’origine comme seules reliques de sa fonction vicinale. L’ensemble est situé sur l’ancienne commune de Sart-lez-Spa, à 2 km du hameau de Tiège, d’où sa dénomination, alors que les vicinaux, dès le passage à l’autobus, en firent le dépôt ‘de Balmoral’, lieu bien connu sur les hauteurs de Spa, à moins d’un km de là. Remarquez enfin les piles d’accès au site, issus de la partie supérieure d'anciens mats de la ligne aérienne du tram disparu (dont deux exemplaires subistèrent au terminus de Heusy - ci-contre) jusqu’en 1969, dernière année d’exploitation des tramways Verviétois.
|
Deze stelplaats van de Aachener Kleinbahn Gesellschaft (thans ASEAG) lag op de elektrische lijn Aachen-Eupen en op het eindpunt van deze uit Brand en Raeren, en kwam na WO1 onder beheer van de NMVB. Naar verluidt zouden er binnen in de loodsen nog sporen liggen (11 april 2017).
Cet ancien dépôt de l'AKB (devenue ASEAG par la suite), à l'intersection des lignes électriques Aachen-Eupen et Brand-Raeren-Eynatten,
passa sous le giron de la SNCV au lendemain de la première guerre. Il resterait encore des voies à l'intérieur des anciennes remises.
passa sous le giron de la SNCV au lendemain de la première guerre. Il resterait encore des voies à l'intérieur des anciennes remises.
VERDWENEN STELPLAATSEN/DÉPÔTS DISPARUS EN PROVINCE DE LIÈGE
Barchon - Clavier - Ferrières - Fexhe-le-Haut-Clocher - Oreye (I) - Villencourt - Waremme
De ces 7 dépôts, dont il ne reste plus de trace visible, le site a complètement disparu, sauf celui de Ferrières et celui de Villencourt (voir en début de page). Omal était une gare de croisement, mais non un dépôt vicinal. Le dépôt de Fouron-le-Comte se trouvait jadis en province de Liège, alors que cette commune se situe aujourd'hui dans le Limbourg.
Van deze 7 stelplaatsen zijn geen zichtbare overblijfselen gevonden en is het emplacement volledig verdwenen, op deze van Ferrières en Villencourt na (zie elders op deze pagina). Omal was enkel een kruisingstation, maar geen buurtspoorwegstelplaats.
De stelplaats van 's Gravenvoeren lag destijds in de provincie Liège, al ligt deze gemeente nu in de provincie Limburg.
Barchon - Clavier - Ferrières - Fexhe-le-Haut-Clocher - Oreye (I) - Villencourt - Waremme
De ces 7 dépôts, dont il ne reste plus de trace visible, le site a complètement disparu, sauf celui de Ferrières et celui de Villencourt (voir en début de page). Omal était une gare de croisement, mais non un dépôt vicinal. Le dépôt de Fouron-le-Comte se trouvait jadis en province de Liège, alors que cette commune se situe aujourd'hui dans le Limbourg.
Van deze 7 stelplaatsen zijn geen zichtbare overblijfselen gevonden en is het emplacement volledig verdwenen, op deze van Ferrières en Villencourt na (zie elders op deze pagina). Omal was enkel een kruisingstation, maar geen buurtspoorwegstelplaats.
De stelplaats van 's Gravenvoeren lag destijds in de provincie Liège, al ligt deze gemeente nu in de provincie Limburg.
LUXEMBOURG |
WELLIN - FLORENVILLE - VILLERS-DEVANT-ORVAL - ETHE - SAINTE-CROIX
- BASTOGNE - AMBERLOUP - BACONFOY - LA ROCHE-EN-ARDENNE - MANHAY MARLOIE - MAISSIN - BOUILLON - ETALLE |
De stelplaats Wellin lag op de lijn van Rochefort naar Grupont, met aftakking naar Daverdisse en Graide, en als dusdanig het centrum van de kleine 'Groupe de Wellin'. Begin deze eeuw was de stelplaats zelf nog relatief intact (foto hierboven, 15 augustus 2000). Sindsdien echter werden het oude waterreservoir, twee loodsen en de meeste dienstgebouwen afgebroken om plaats te maken voor o.m. een supermarkt. Wel dient de laatste loods vandaag nog steeds als busgarage voor de TEC.
|
WELLIN - het goederenmagazijn naast het stationsgebouw is nu een bakker, met achterin de laatste loods (1 augustus 2017)
Florenville
Florenville was de enige stelplaats op de ca. 30 km lange buurtlijn van Marbehan naar Ste-Cécile, waar de vernielingen begin WO II meteen het definitieve einde betekenden voor de spoorexploitatie. Jarenlang bleef het complex zo goed als intact, zij het dan als busgarage, eerst voor de NMVB, later voor de TEC. Na ruim een halve eeuw werd het waterreservoir dan toch afgebroken. Enkele jaren geleden was het de beurt aan de locomotievenloods, waarin naar verluidt nog een paar sporen zouden gelegen hebben. Vandaag blijven nog enkel de rijtuigenloods en de voormalige schilderwerkplaats over, terwijl het mooie buurtspoorwegstation in okerkleurige zandsteen, pal rechtover het nu leegstaande NMBS-gebouw, thans gebruik wordt door een bouwondernemer.
|
FLORENVILLE - op 12 augustus 1982 stond het waterreservoir er nog en was de stelplaats zo goed als intact. Ook de locomotievenloods (hieronder, juni 2000) bleef jarenlang onaangeroerd. De oorspronkelijke toegang tot de stelplaats (hiernaast op 9 augustus 2006) werd intussen verlegd naar de andere kant van het buurtspoorwegstation.
|
Alors que les destructions de la dernière guerre sonnèrent le glas de la longue ligne vicinale de Marbehan à Ste-Cécile (30 km), le dépôt de Florenville, le seul de la ligne, resta en service comme garage pour autobus, jusqu’à ce jour. Resté intact pendant près d'un demi-siècle, il fut d'abord amputé de son château d’eau (fin du siècle dernier), puis de sa remise aux locomotives, il y a quelques années à peine. La belle gare vicinale, en face du bâtiment SNCB inutilisé, sert actuellement de bureau pour une entreprise de construction.
. |
Villers-devant-Orval
|
|
de volledige stelplaats, gezien vanuit Orval (22 maart 2019) - vue depuis Orval
De stelplaats Villers-devant-Orval lag aan het zuidwestelijke uiteinde van de geïsoleerde buurtlijn uit Etalle, waar eveneens een stelplaats lag (zie helemaal onderaan). Twee stelplaatsen op deze 30 km lange buurtlijn heeft uiteraard te maken met de voor die tijd grote afstand. Wat opvalt is de eigenaardige inplanting van deze lijn, tussen twee relatief geïsoleerde dorpen, wat zou kunnen wijzen op een onafgewerkt project. Dit was inderdaad het geval, zowel van Etalle naar Arlon, als van Villers naar het station van Margut in de Franse Ardennen. Toch werden nooit werken in die zin ondernomen. Integendeel, deze afgelegen buurtlijn was een van de eerste van de toenmalige NMVB om te sneuvelen, midden de jaren 30. |
Let op de merkwaardige architectuur van het stationsgebouw, en dit voor zo'n kleine buurtlijn, maar zeker geen uitzondering, denken we maar aan o.m. Brecht, Diksmuide en Nivelles. Dit gebouw staat er nog steeds, en is zo goed als intact, in de oorspronkelijke bouwstijl nog wel. Ook de stelplaats zelf staat er nog, met het waterreservoir annex kolenopslagplaats en de twee rijtuigenloodsen, waarvan de locomotievenloods zijn uitspringende nok bewaard heeft. Kortom, een volledig bewaarde stelplaats in een uithoek van het land, rakelings langs de Franse grens, en meteen een geschikte locatie voor een (buurt)spoorwegmuseum dat echter nooit van de grond kwam. Alleen een kleine stoomlocomotief die niets met de NMVB te maken heeft, vlak voor de rijtuigenloods, is daarvan overgebleven.
|
L'ancien dépôt de Villers-devant-Orval est situé à l'autre bout de la longue ligne vicinale (30 km) originaire d'Etalle. Un ligne isolée du reste du réseau, de nulle part à nulle part, et manifestement restée inachevée.puisque ses prolongements vers Arlon et Margut (F) ne furent jamais construits, et la ligne déjà abandonnée vers le milieu des années 30. L'ensemble des bâtiments est resté intact, tout particulièrement la belle gare d'un style tout sauf vicinal. Ce qui fit germer l'idée d'un petit musée ferroviaire, quoique resté sans lendemain, si ce n'est une petite locomotive tout sauf vicinale devant l'ancienne remise aux voitures.
|
De stelplaats ETHE lag aan het uiteinde van de rond 1936 opgedoekte buurtlijn uit Arlon. Op 15 juli 2003 lagen beide loodsen er verlaten bij. De locomotievenloods (rechts) werd sindsdien afgebroken, de andere loods is thans opgeknapt en bewoond. Het stationsgebouw - niet verwarren met het al lang geleden afgebroken NMBS-station daar rechtover - staat nu op zijn beurt te verkommeren (3 maart 2017).
Une des remises du dépôt de Ethe (2003) est aujourd'hui restaurée et habitée, alors que la gare vicinale est à l'abandon (3 mars 2017).
Une des remises du dépôt de Ethe (2003) est aujourd'hui restaurée et habitée, alors que la gare vicinale est à l'abandon (3 mars 2017).
Arlon (Sainte-Croix)
De eerste stelplaats van Arlon lag aan de overzijde van het spoorwegstation, aan het uiteinde van de buurtlijn uit Ethe. Ruim 15 jaar later, in 1906, kwam er een tweede stelplaats, ditmaal aan de noordrand van de stad, voor de buurtlijn uit Martelange. Op een dienstspoor na, rondom de stad, was er geen verbinding tussen beide en moesten de reizigers dan maar te voet verder.
Pas na WO I werden dan toch een paar ritten doorgetrokken naar de stelplaats bij het NMBS-station. In 1936 werd de lijn uit Ethe echter opgedoekt. Die uit Martelange volgde in 1952. Vanaf dan werd Ste-Croix een busstelplaats, en is dat vandaag nog steeds. Op het waterreservoir na staan alle gebouwen nog recht: de twee loodsen, een dienstgebouw (wellicht de werkplaats) en uiteraard het stations-gebouw, dit alles in de mooie okerkleurige zandsteen van de Gaume, zoals in Florenville. Van de eerste stelplaats daarentegen, aan het station, is niets overgebleven. Wat zeker opvalt is de grondige metamorfose in de omgeving van de huidige busstelplaats (foto's 23 maart 2019): het open landschap van toen, vlak buiten de stad, is vandaag grotendeels volgebouwd, en is Ste-Croix (naar de gelijknamige kapel rechtover het stationsgebouw) uitgegroeid tot een vrij drukke buitenwijk van deze al bij al kleine stad, maar wel de hoofdplaats van de provincie Luxemburg. |
Arlon, chef-lieu de la province de Luxembourg, connut deux dépôts vicinaux, éloignés l'un de l'autre. Celui de la ligne d'Ethe, près de la gare, disparut peu après l'abandon de cette ligne en 1936. Aujourd'hui il n'en reste plus rien. L'autre, terminus de la ligne de Martelange, était situé sur les hauteurs de la ville, en face de la chapelle Ste-Croix, Une voie de service reliait les deux dépôts à travers champs, mais ne fut parcourue en service voyageurs qu'entre les deux guerres. Lors de la fermeture de la ligne de Martelange en 1952, le dépôt de Ste-Croix resta en service pour les autobus, ce qui est toujours le cas aujourd'hui. Hormis le château d'eau, disparu, les bâtiments vicinaux sont tous bien conservés. Remarquons enfin la métamorphose de ce quartier, jadis situé aux confins de la cité, aujourd'hui très urbanisé de part et d'autre de la Nationale 4, voie de pénétration par excellence.
|
Op 16 augustus 1966 rangeert de tractor (ART) op wat overblijft van de sporenbundel, met in de verte het buurtstation, om er de uitgebroken rails te lossen (foto links). Waarna hij de loods zal binnenrijden, vlak naast wat overblijft van het spoor uit Martelange (helemaal links op de tweede foto).
Een maand later was ook dit laatste restje van deze bujurtlijn uitgebroken.
Een maand later was ook dit laatste restje van deze bujurtlijn uitgebroken.
Bastogne was een van de vijf stelplaatsen op de lange buurtlijn van Marche naar Martelange. Meteen ook de laatste van de vijf die nog enige spooractiviteit kende. Bastogne-Martelange was immers de laatste actieve buurtlijn in de provincie Luxembourg, tot in 1961. Drie jaar later begon de opbraak vanuit Martelange, waarbij gebruik werd gemaakt van een spoorauto die nog in Bastogne gestationeerd was. Naast het buurtstation en op het stelplaatsemplacement zelf waren de meeste sporen al verwijderd, maar de loodsen waren nog bereikbaar, zodat de tractor daar na zijn sinistere dagtaak een veilig onderkomen vond. Daar hij slechts nu en dan uitreed duurde het ruim twee jaar voor deze laatste buurtlijn volledig verdwenen was. In september 1966 werden de laatste rails uitgebroken, behalve tussen de loodsen en het magazijn naast het waterreservoir, ten behoeve van een handelaar in brandstoffen en bouwmaterialen voor het interne 'vervoer' binnen zijn bedrijfje door middel van een lorry (plat spoorwagentje). Jaren later was ook dit restantje verdwenen, op enkele meter spoor na, pal naast het magazijn.
Een busdepot is Bastogne echter nooit geworden, al dient het buurtstation (schuin rechtover het voormalige NMBS-station Bastogne-Sud) vandaag nog steeds als bureel voor de busdiensten van de TEC. Al bij al is de stelplaats Bastogne qua gebouwen nog zo goed als intact. Wel dienen de loodsen, het magazijn en het reservoir thans als onderkomen voor een... ezelhouderij!
Een busdepot is Bastogne echter nooit geworden, al dient het buurtstation (schuin rechtover het voormalige NMBS-station Bastogne-Sud) vandaag nog steeds als bureel voor de busdiensten van de TEC. Al bij al is de stelplaats Bastogne qua gebouwen nog zo goed als intact. Wel dienen de loodsen, het magazijn en het reservoir thans als onderkomen voor een... ezelhouderij!
Daar het ons nog niet gelukt is tot in Bastogne zelf te geraken hebben we tot zolang beroep gedaan op GoogleEarth. Op dit herfstbeeld van het buurtstation uit 2020 zie je in de verte het reservoirgebouwtje, met tussenin het verlaten emplacement, pal naast het even lege NMBS-terrein.
Vue récente de la gare vicinale, de l'emplacemengt des voies abandonné et, tout au loin, du château d'eau et des remises.
Vue récente de la gare vicinale, de l'emplacemengt des voies abandonné et, tout au loin, du château d'eau et des remises.
Des 5 dépôts de la longue ligne vicinale de Marche à Martelange, celui de Bastogne fut le dernier à connaître une activité ferroviaire, même si cette dernière se limitait au démontage de la section de Martelange avec un autorail-tracteur vicinal, de 1964 à 1966, alors que la plupart des voies de la gare vicinale avaient déjà disparu. L'ultime démontage, en septembre 1966, laissa toutefois une courte portion intacte entre le magasin et les remises, à l'usage du marchand de combustibles qui s'y était installé. Par après, cet ultime vestige disparut à son tour, hormis un moignon de quelques mètres au pied du château d'eau. Tous ces bâtiments, actuellement occupés par un éleveur d'ânes, sont toujours debout à l'heure qu'il est, tout comme la gare vicinale (en face de l'ancienne gare SNCB) qui sert de bureau pour les autobus du TEC. |
Amberloup
Wat zeker opvalt is de centrale ligging van de stelplaats Amberloup in de provincie Luxembourg, op de buurtlijn van Marche naar Bastogne, stapsgewijs aangelegd in de eerste jaren van de 20e eeuw. In het begin was het Baconfoy die de rol van mediane stelplaats kreeg toegewezen op deze lange buurtlijn, en kwam Amberloup slechts 10 jaar later tot stand, zij het vooral als stelplaats voor de nieuwe buurtlijn naar Libramont.
Hoe dan ook, ondanks de opheffing van het spoorverkeer in 1959, behield Amberloup zijn rol als stelplaats, tot vandaag, zij het voor het busnet in het centrum van de provincie, en dat ten koste van de andere stelplaatsen daar rondom, meer bepaald St-Hubert, Bastogne, La Roche en uiteraard Baconfoy (zie hierna). Amberloup is ook een van de weinige stelplaatsen in de provincie die qua gebouwen vrijwel intact is gebleven: niet alleen het station, maar ook het waterreservoir en beide loodsen, in elkaars verlengde, met de voormalige locomotievenloods thans als busgarage.
|
Pas in 1919, met het sluitstuk naar St-Hubert, werd Amberloup het knooppunt van de belangrijkste buurtlijnen in de provincie, een positie die wellicht nog zou versterkt zijn indien de geplande verbinding tussen La Roche en Baconfoy tot stand was gekomen. Let ook nog op de site van de stelplaats: op het uiteinde van de lijn uit Libramont/St-Hubert, niet op maar wel even opzij van de hoofdlijn naar Bastogne (zie hierboven).
|
Alors qu’au début (1901) c’était Baconfoy qui reçut le rôle de dépôt médian sur la longue ligne vicinale Marche-Bastogne, ce n’est que bien plus tard que celui d’Amberloup, apparu par après pour l’antenne vers Libramont (1910), devint plaque tournante vicinale lors de l'achèvement de la jonction avec St-Hubert (1919), joignant ainsi les principales lignes vicinales de la province entre elles. C’est pour sûr cette position centrale qui assura la survie d’Amberloup bien après la fin du vicinal en 1959, cette fois-ci comme dépôt de bus, au détriment de ceux de St-Hubert, Bastogne, La Roche et Baconfoy. C’est aussi un des mieux conservés de la province en matière de bâtiments: la gare, le château d’eau, les deux remises, l’une en face de l’autre, celle des locomotives étant aujourd’hui aménagée comme garage pour les bus (ci-après, le 23 juillet 2015).
|
Baconfoy
Jarenlang bleef Baconfoy in de schaduw van de nadien gebouwde stelplaats Amberloup (zie hoger). Wel zag het er naar uit dat de aanleg van de nieuwe verbinding uit La Roche hier terug meer leven zou inblazen, maar door de oorlog werd dit project niet voortgezet. Na het einde van de reizigersdienst in 1954 betekende de stopzetting van de goederenbediening in 1959 meteen ook het einde voor Baconfoy. Al gauw werd de site van de stelplaats het slachtoffer van de verbreding van de N4 tot een expressbaan en de wildgroei aan handelszaken op die plek. Of toch… Wanneer je goed zoekt vind je een van de typische bouwstijlen terug van de toenmalige NMVB boven de twee poorten in wat vroeger de voorgevel was van de rijtuigenloods. Vandaag is dit een voertuigenhandel die ook het dwarsstuk met het driehoeksfronton liet bijzetten. Van de overige gebouwen (hiernaast) zijn echter geen restanten meer te vinden (24 juli 2015).
|
Relégué au second plan par le dépôt voisin d'Amberloup (voir plus haut), celui de Baconfoy rata le coche lorsque le projet de jonction avec La Roche, interrompu durant la guerre, ne fut pas repris par après. L'arrêt du trafic marchandises,en 1959 signa du coup l'arrêt de mort du dépôt de Baconfoy. Quasiment rasé pour l'élargissement de la N4, il est aujourd'hui bien difficile d'y reconnaître son dernier vestige, si ce n'est par l'architecture particulière de la remise des voitures qui, après l'ajoût d'une façade tout sauf vicinale (photo StreetView ci-devant), sert aujourd'hui à un commerce de véhicules routiers.(24 juillet 2015).
|
La Roche-en-Ardenne
Deze stelplaats ligt op het uiteinde van de verbindingslijn tussen het station Melreux-Hotton en het toeristische stadje La Roche-en-Ardenne. Door haar ligging langs de rijksweg tussen beide centra moest in 1960 (1958 voor de reizigers) deze nochtans niet onbelangrijke buurtlijn verdwijnen om, zoals overal elders, wegverbreding mogelijk te maken. Alleen het eindtraject uit Vecpré, met de twee bruggen over de Ourthe, en de stelplaats aan het uiteinde ervan blijven over als laatste getuigen. Mooi gelegen langs een heuvelflank aan de rand van de stadskern zijn de meeste gebouwen vandaag nog aanwezig, en dienen in hoofdzaak als opslagruimte voor de plaatselijke openbare werken (foto's op 2 januari 2011 en 12 oktober 2018). De plannen om de buurtlijn van hieruit door te trekken naar Baconfoy, op de buurtlijn Marche-Bastogne, waren in een vergevorderd stadium en er was zelfs al een tracé vastgelegd, maar dit project ging dan toch niet door.
|
La plupart des bâtiments de ce dépôt, situé au bout de la ligne vicinale originaire de Melreux, sont toujours présents et servent essentiellement d’entrepôt pour les travaux publics locaux. Cette ligne succomba en 1958 afin de permettre l’élargissement de la route nationale le long de laquelle elle était tracée. Auparavant, un projet de prolongement vers Baconfoy (ligne Marche-Bastogne), pourtant très concret, resta sans suite. |
Manhay
Deze mooie stelplaats lag aan het uiteinde van twee naar elkaar toe aangelegde buurtlijnen, die uit Melreux afgewerkt in 1911, de andere, uit het Luikse Comblain-la-Tour, anderhalf jaar later. Twee moeilijke tracés over een door valleien ingesneden reliëf, waardoor hun aanleg 3 à 4 jaar vergde, in een dun bevolkt en overwegend bosrijk gebied. Veel houtvervoer dus, maar weinig reizigers. Toch verwierf de lijn uit Comblain-la-Tour (op de Ourthelijn) enige vermaardheid, met op zondag horden stedelingen uit Luik voor een dagje uit in de Ardennen. Toch ging de reizigersdienst al op de schop in 1948, die uit Melreux in 1954. De goederentrafiek, vooral op deze laatste, kreeg nog respijt tot de late jaren 50, zoals op de meeste Ardense buurtlijnen. Intussen was de stelplaats al geëvolueerd naar een busdepot, en is dat vandaag nog steeds. Het waterreservoir is wel verdwenen, maar het verwaarloosde stationsgebouw werd in 2010 volledig opgeknapt en dient nu als kindercrèche. Een apart dienstgebouw naast de vroegere loodsen was reeds omgebouwd tot busgarage. Deze werd recent uitgebreid met de naastliggende loods, wellicht de eigenlijke werkplaats. De locomotievenloods en de grote rijtuigenloods zijn eveneens opgeknapt en vervullen thans specifieke dienstfuncties voor de gemeente, met o.m. de bibliotheek, een ludotheek, enz. De N30 ter hoogte van de stelplaats heet nu heel toepasselijk de Rue du Vicinal.
|
|
Les autres remises (ci-devant) abritent plusieurs services de la commune, comme la bibliothèque. En face, la belle gare a été complètement retapée en 2010 et héberge aujourd’hui une garderie d’enfants. Quant à la N30, longeant le dépôt, c’est aujourd’hui la Rue du Vicinal.
|
VERDWENEN STELPLAATSEN/DÉPÔTS DISPARUS EN PROVINCE DE LUXEMBOURG
Arlon (Gare) - Corbion - Martelange - St-Hubert
De ces 4 dépôts il ne reste plus de trace visible de l'époque vicinale. A Arlon (Gare) et St-Hubert le site a complètement disparu.
A Ste-Cécile il n'y a jamais eu de dépôt.
Van deze 4 stelplaatsen zijn geen zichtbare overblijfselen uit de buurtspoorwegtijd gevonden. Van Arlon (Gare) en St-Hubert is ook de site volledig verdwenen. In Ste-Cécile is nooit een stelplaats geweest.
Arlon (Gare) - Corbion - Martelange - St-Hubert
De ces 4 dépôts il ne reste plus de trace visible de l'époque vicinale. A Arlon (Gare) et St-Hubert le site a complètement disparu.
A Ste-Cécile il n'y a jamais eu de dépôt.
Van deze 4 stelplaatsen zijn geen zichtbare overblijfselen uit de buurtspoorwegtijd gevonden. Van Arlon (Gare) en St-Hubert is ook de site volledig verdwenen. In Ste-Cécile is nooit een stelplaats geweest.
Naar de overige pagina's van de Oude stelplaatsen / vers les autres pages des Anciens dépôts:
HAINAUT (Henegouwen) - BRABANT WALLON & NAMUR - VLAANDEREN (Flandre)
HAINAUT (Henegouwen) - BRABANT WALLON & NAMUR - VLAANDEREN (Flandre)